Over literatuur
(2000)–Willem van den Berg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
Mijnheer de Rector, dames en heren,In de zeventiende Nieuwsbrief van de Faculteit der Geesteswetenschappen van maart 1999 kon men onder de rubriek Onderwijs lezen dat ter vergroting van de inzichtelijkheid van de opleidingen in het hoger onderwijs in Nederland minister Hermans besloten had tot naamswijzigingen: de Nederlandse taal en letterkunde zou voortaan Nederlandse taal en cultuur heten. Eenzelfde omzetting van letterkunde in cultuur gold voor het Duits, Engels, Frans, Italiaans, Latijn, Grieks, Roemeens, Scandinavisch en Spaans. Uitzondering vormde merkwaardigerwijze het Fries, dat te boek blijft staan als Friese taal- en letterkunde en kennelijk andere vormen van cultuur ontbeert. Ik vermoed dat de geruststellende toevoeging ‘De wijziging is louter administratief’ ertoe heeft bijgedragen dat deze missive bij mijn weten geen enkel serieus protest heeft uitgelokt. Mogelijk is ook dat de literatuurdocenten in deze faculteit hun kruit liever droog houden voor dieper insnijdende mutaties dan die in benamingen. Toen ik in maart van dit jaar die opmerkelijke naamsverduistering las, wist ik waar mijn afscheidscollege, zo pal tegen de eeuwwende, over zou moeten gaan: de benamingen van het object ‘literatuur’. Een van mijn voorgangers aan deze faculteit, Donkersloot, sneed ruim dertig jaar geleden een vergelijkbaar onderwerp aan met het boekje Wij noemen het literatuur.Ga naar eind1 Zijn oogmerk was echter anders. Zich scherp bewust van de semantische verwarring die de term ‘literatuur’ nu eenmaal teweegbrengt, stelde hij toen toch met enige blijmoedigheid vast dat er ‘nu eenmaal een stilzwijgende afspraak [is] over wat men globaal onder literatuur verstaat’, om vervolgens dat literatuurbegrip anno 1965 nader te specificeren: Wij noemen het literatuur. Uw en mijn eindtwintigste-eeuwse literatuurbegrip laat ik vanmiddag rusten. Wat mij interesseert is hoe bij ons in Nederland in grote lijnen de begripsontwikkeling en etikettering zijn verlopen van wat Hermans nu onder de verzamelnaam ‘cultuur’ wil brengen. Omdat de gang van zaken in Nederland voor een deel geënt is op die in het buitenland, zal ik die eerst kort schetsen om vervolgens vooral stil te staan bij het begrip en de verwoording in Nederland op het einde van de achttiende en vooral de negentiende eeuw. Wie onder u mijn zwalkende bewegingen aan de universiteit enigszins heeft gevolgd, weet dat ik met dit terminologische thema op her- | |
[pagina 6]
| |
halingsoefening ben en aan de finish hetzelfde exercitieterrein oploop als bij mijn wetenschappelijke start. Immers, in een redelijk ver verleden promoveerde ik in Utrecht bij Sötemann - zijn hooggewaardeerde aanwezigheid hier vanmiddag bewijst hoe gezond dat Utrechtse wetenschappelijke milieu is - op een proefschrift, dat naar ik meen nog eens een prijs gekregen heeft voor de meest saaie en gortdroge titel ooit aan een dissertatie gegeven. Dat ik vanmiddag mijn universitaire loopbaan terminologisch wil afsluiten heeft nog een andere oorzaak. Binnen het Instituut voor cultuurgeschiedenis en de landelijke Huizinga-onderzoekschool zit de begripsgeschiedenis duidelijk in de lift. De in veel opzichten vruchtbare samenwerking tussen historici en neerlandici heeft al tot een aantal aansprekende en druk besproken resultaten geleid.Ga naar eind2 Ik bevind mij, kortom, op de valreep in goed gezelschap. Het zal u niet ontgaan zijn dat ik in deze ‘voorafspraak’, volgens goed negentiende-eeuws gebruik, begonnen ben met het aandragen van argumenten die de keuze van juist dit onderwerp konden legitimeren. Hopelijk heeft u ook gesignaleerd dat ik daarbij steeds een onderscheid maakte tussen begripshistorische en terminologische aspecten. Dat is daarom nodig, omdat we in het geval van ‘literatuur’ te maken hebben met een kameleon in het kwadraat, die als het zo uitkomt niet alleen van kleur verschiet, maar ook van karakter. Iets minder metaforisch: het begrip ‘literatuur’ begint wagenwijd om daarna steeds verder in te krimpen. En tijdens die betekenisverkleuring tooit het zich met verschillende labels om uiteindelijk toch weer terug te vallen op het etiket ‘literatuur’. Terecht acht Pollock het opmerkelijk dat in de negentiende eeuw wordt teruggegrepen op een term die daarvoor al zoveel connotaties had getorst, terwijl ‘other words referring to writings which had claim to distinction on the ground of beauty of form or emotional effect were available. In frequent use and good repute were for example letters, litterae humaniores, drama and fiction. Even more to the point was poetry.’Ga naar eind3 |
|