De ontwikkeling van de term 'romantisch' en zijn varianten in Nederland tot 1840
(1973)–Willem van den Berg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina VIII]
| |
Et que dirai-je du mot romantique? que de peines n'ai-je pas prises, que de lignes n'ai-je pas lues pour en découvrir le sens juste, et l'apprendre à mes compatriotes! peines superflues! lectures infructueuses! quand je crois le saisir, il change de masque, et s'offre sous un nouveau sens. N'ayant pu réussir mon opinion, je suis obligé de faire partager aux lecteurs mes recherches, de leur présenter les matériaux tels que je les ai trouvés, afin que chacun forme son idée, comme il le jugera à propos, et bâtisse, s'il le peut, un édifice solide de tous les morceaux épars que j'aurai mis sous sa main. | |
[pagina 1]
| |
InleidingIl est un mot que depuis Schlegel et Mme de Staël tout le monde prononce en France, sans que peut-être deux personnes y attachent exactement la même idée; un mot qui pour les uns est synonyme d'extravagance, et pour les autres d'inspiration; un mot enfin, qui comme celui de libéral, n'a jamais qu'une signification relative, un sens sous-entendu.Ga naar voetnoot1 In Le globe van 24 maart 1825 signaleert Duvergier de Hauranne in bovenstaande bewoordingen de semantische devaluatie van het adjectief romantique. Zijn verzuchting staat niet alleen, maar is karakteristiek voor een algemeen scepticisme omstreeks die tijd ten opzichte van de hantering van een term, die meer verwarring sticht dan opheldering verschaft. In het vervolg van zijn betoog laat de auteur echter zijn relativerend standpunt varen en voegt aan de bestaande definities een eigen uitdagende bepaling toe. Ook dat is karakteristiek voor het felle debat, dat in de jaren twintig in Frankrijk de geesten verdeeld houdt. De romantische richting heeft immers de overwinning nog niet behaald en elke begripsbepaling dient in de eerste plaats om de tegenstander te ridiculiseren en te choqueren. In beide kampen is men er nog ver vanaf de literaire verschijnselen rustig en weloverwogen te beoordelen. De distantie ontbreekt en de persoonlijke betrokkenheid staat een heldere begripsvorming in de weg. Romantique en romantisme zijn vlaggen die steeds weer andersoortige ladingen moeten dekken: Le mot romantisme contient tant de choses, ouvre tant de perspectives insoupçonnées, répond à tant de besoins inassouvis, se révèle, dès l'abord, si lourd de promesses fécondes que chacun croit pouvoir lui faire contenir son rêve. On se persuade ainsi que, au bout du compte, le romantisme est une aspiration de l'âme plutôt qu'une doctrine, et qu'il est plus facile d'être romantique d'instinct que de l'être pour des raisons d'école, impersonnelles et froides. Les théoriciens mêmes ne sont pas d'accord parce que chacun choisit dans le romantisme l'élément qui répond aux désirs secrets de sa pensée ou de son âme; et aucun n'a tort, aucun n'a raison pleinement parce que les uns et les autres s'acharnent à définir ce qui échappe, au fond, à toute définition.Ga naar voetnoot2 Men kan pas van latere generaties verwachten, dat zij minder bevooroordeeld en met meer inzicht over een tot historie geworden tijdvak zullen oordelen. Systematisering van uiteenlopende meningen, het onderscheiden van hoofden bijzaken, het aangeven van grote lijnen en fundamentele onderscheidingen lijkt immers het voorrecht van de wetenschap die het scenische perspectief heeft verwisseld voor een meer panoramisch uitzicht. | |
[pagina 2]
| |
Met betrekking tot de Europese romantiek is daar ongeveer 100 jaar later nog maar weinig van te bespeuren. De verwarring is dan eigenlijk alleen nog maar groter geworden. De ook toen reeds onafzienbare stroom van publikaties die alle het wezen van de romantiek trachtten te doorgronden leidde tot een verregaand scepticisme. Menig literatuurhistoricus oordeelde, alle distantie ten spijt, al even relativerend over de bereikte wetenschappelijke resultaten aangaande de wezenstrekken van de romantiek als Duvergier de Hauranne, terwijl velen er voor terugschrokken om een nieuw grondprincipe aan te wijzen, dat als noemer zou kunnen fungeren voor alle uiteenlopende tendenties die men gewoonlijk onder de termen romantiek en romantisch samenvat. Het scherpst en duidelijkst werd dit onbehagen vertolkt door Lovejoy in zijn fameus geworden artikel ‘On the discrimination of romanticisms’,Ga naar voetnoot3 maar hij stond in zijn aanval op de gedevalueerde terminologie niet alleen.Ga naar voetnoot4 Zijn opstel, principieel en trefzeker geformuleerd, gaf duidelijk aan in welk slop de literatuurhistorie zichzelf had gemanoeuvreerd. De ontstane babylonische spraakverwarring achtte hij een van de grootste schandalen van de eigentijdse literatuurwetenschap. In een vermakelijk betoog toonde hij aan hoe binnen de literatuurhistorie de meest uiteenlopende, ja vaak contradictoire opvattingen aangaande oorsprong, chronologie, wezenskenmerken en zuivere representanten van de romantiek bestonden. Hij hief echter niet alleen bestraffend de vinger op, maar zocht ook naar wegen om uit de impasse te geraken. De meest radicale oplossing zou zijn om voortaan de ontwaarde term buiten de wetenschappelijke discussie te houden, maar hij besefte terdege, dat zo'n rigoureuze maatregel op te veel tegenkanting zou stuiten en daardoor de aangerichte schade slechts zou vergroten. Hij stelde dan ook een tweetal minder ver gaande remedies voor, die nauw met elkaar samenhangen. In de eerste plaats zou het aanbeveling verdienen om de gedevalueerde term als het ware psychoanalytisch te benaderen: men zou een soort anamnese moeten opstellen van de groei van het woord naar de uiteindelijke ondoorzichtigheid. Men zou moeten nagaan hoe de term in de loop van de tijd van betekenissen verzadigd raakte en een | |
[pagina 3]
| |
overzicht moeten geven van de kameleontische gedragingen en betekenis-expansies. Kortom, een grondige semantische studie zou aan alle verwarring een eind moeten maken en eventuele nieuwe misverstanden moeten voorkomen: For one of the few things certain about Romanticism is that the name of it offers one of the most complicated, fascinating and instructive of all problems in semantics.Ga naar voetnoot5 Daarnaast zou men er goed aan doen voortaan over de romantiek in het meervoud te spreken. Niet alleen bezit elk land zijn eigen romantiek, maar ook binnen één literatuur kan men vaak verschillende ‘romantieken’ onderscheiden. Men maakt volgens Lovejoy een fundamentele fout, wanneer men aan deze onderscheiden ‘romantieken’ een gemeenschappelijke noemer zou willen toeschrijven. Men dient de verschillende ‘romantieken’ stuk voor stuk te analyseren en op te delen in hun constituerende componenten, om dan achteraf misschien bepaalde overeenkomsten tussen de blootgelegde fenomenen te kunnen ontdekken. Een jaar eerder had Kaufman reeds een nauwgezet onderzoek naar de geschiedenis van het adjectief romantisch bepleit: We need, in fact, as emphasized anew by Professor Lovejoy's recent searching re-examination of the meaning of romantic in early German romanticism, a thorough study of the term, let us say, from 1750 to 1850.Ga naar voetnoot6 Twee jaar later deed dezelfde Kaufman, onder de veelzeggende titel ‘Defining romanticism: a survey and a program’, een aantal suggesties om meer klaarheid te krijgen in de terminologische chaos. Niet via een radicale afschaffing of pluralisering van de onderhavige termen, maar door een onbevangen heroriëntering op en een systematische analyse van het materiaal zou men daarin kunnen slagen. Kaufman blijft de optimist, die gelooft, dat het mogelijk moet zijn de aangekoekte term schoon te wassen en te hanteren op een wijze, die misverstanden uitsluit: [...] scrutinizing afresh the terms we are accustomed to use in our formulations; analyzing the different applications of the ‘romantic’ to the different fields so described, such as the aesthetic, the psychological, the ethical, the social; achieving thereby finer and clearer distinctions; and so preparing the way for the possibility of some common agreement.Ga naar voetnoot7 Men zal nauwkeurig moeten nagaan welke definities en interpretaties er in de verschillende landen over de romantiek zijn opgesteld. Bovendien, en hier lopen de wegen van Lovejoy en Kaufman parallel, zal men een onderzoek moeten instellen naar de betekenisontwikkelingen: [...] a thorough historical investigation of the various terms involved, particularly, of course, the ‘romantic’, apart from critical definition or evaluation.Ga naar voetnoot8 | |
[pagina 4]
| |
Het lijkt dan ook niet toevallig, dat in de twintiger en dertiger jaren studies het licht zien, waarin aan deze oproep gevolg wordt gegeven. Uit 1924 dateert een opstel van Logan Pearsall Smith over enige belangrijke sleutelwoorden, waaronder het adjectief romantic.Ga naar voetnoot9 In Duitsland verschijnt in 1927 het lijvige, dubbele proefschrift van Ullmann en Gotthard, dat geheel aan de betekenisontwikkeling van de term romantisch in dat land is gewijd.Ga naar voetnoot10 In Frankrijk komt François in 1930 tot een heldere samenvatting van een reeks eerdere publikaties over het adjectief.Ga naar voetnoot11 Eggli en Martino publiceren in 1933 het eerste deel van een ambitieus project, dat alle uitlatingen over de romantiek in Frankrijk in de periode 1813-1830 zou moeten verantwoorden.Ga naar voetnoot12 De eerste comparatistische bijdrage ziet in 1937 het licht.Ga naar voetnoot13 De wetenschappelijke crisis rond de term romantisch uit de jaren '20 van deze eeuw leidde zo vóór de tweede wereldoorlog tot een aantal publikaties, waarin aan de betekenisontwikkeling van het adjectief ruimschoots aandacht werd geschonken. Een Nederlandse bijdrage aan dit onderzoek kwam echter niet tot stand. Tegen Lovejoy's pessimisme werd eigenlijk pas principieel stelling genomen door Wellek. Deze opende in 1949 het nieuwe tijdschrift Comparative literature met een betoog van formaat, waarin hij Lovejoy een extreem nominalisme verweet en de eenheid van de Europese romantiek met klem van redenen verdedigde.Ga naar voetnoot14 In zijn bewijsvoering trok Wellek profijt van de hierboven genoemde studies: zijn poging aan de romantische bewegingen in Europa gemeenschappelijke grondkenmerken toe te schrijven steunde nl. gedeeltelijk op een helder overzicht van de parallelle betekenisontwikkelingen van de termen romantiek en romantisch in een aantal landen. Een van zijn conclusies luidde dan ook: [...] there was really no misunderstanding about the meaning of ‘romanticism’ as a new designation for poetry, opposed to the poetry of neoclassicism, and drawing its inspiration and models from the Middle Ages and the Renaissance. The term is understood in this sense all over Europe, and everywhere we find references to August Wilhelm Schlegel or Madame de Staël and their particular formulas opposing ‘classical’ and ‘romantic’.Ga naar voetnoot15 In dit verband betreurde hij het ontbreken van gegevens met betrekking tot de kleinere literaturen: | |
[pagina 5]
| |
But, unfortunately, little attention has been paid to it in other countries, and even where materials are abundant, it is still difficult to ascertain when, for the first time, a work of literature and which works of literature were designed as ‘romantic’, when the contrast of ‘classical-romantic’ was introduced, when a contemporary writer referred to himself first as a ‘romanticist’, when the term ‘romanticism’ was first adopted in a country, etc.Ga naar voetnoot16 Nederland behoort tot deze ‘other countries’ en op de vragen van Wellek zijn we het antwoord tot nu toe schuldig gebleven. Wanneer echter zowel Lovejoy als Wellek, ondanks hun diametraal tegengestelde opvattingen over de eenheid van de romantiek als Europese beweging, zo nadrukkelijk insisteren op een onderzoek naar de betekenisontwikkeling van het adjectief in de verschillende landen, lijkt het zinvol de gang van zaken in Nederland in kaart te brengen, temeer daar ook bij ons de meningen over de romantiek sterk uiteenlopen en een zeker scepticisme valt waar te nemen. Twee vrij recente uitlatingen mogen dit illustreren. De Deugd vat in het volgende citaat de touwtrekkerij tussen de literatuurhistorici over de ware Nederlandse romanticus voortreffelijk samen: Wijst de orthodox-protestant Gossaert op de orthodox-protestant Bilderdijk als ‘de eerste en tevens de eenige universeele Romanticus in Holland’, de humanist Stuiveling wijst zijn geestverwant Multatuli aan als de kunstenaar in wie de romantiek ‘haar hoogste uiting gevonden’ heeft, doch ... in een dissertatie, destijds verdedigd aan de Nijmeegse universiteit, bij zulk een strijdbaar promotor als Gerard Brom, verklaart de katholiek Van der Grinten (na een bespreking van een aantal pretendenten voor de belangrijkste plaats, waarbij vooral Bilderdijks aanspraken vervallen worden verklaard) dat de man die hij zoekt de (katholiek) Joseph Alberdingk Thijm is: ‘Eerst in Thijm komt de Nederlandsche Romantiek van geval tot stijl, van vorm tot geest’.Ga naar voetnoot17 En Drop sluit zijn poging om Van der Hoop in de romantiek te situeren af met de verzuchting: Complexe verhoudingen dus, die het beeld van ‘de’ Romantiek alsmaar schimmiger maken, en ons tot de erkenning brengen, dat het al dan niet toekennen van het predikaat ‘romantisch’ vooral een kwestie is van het belang, dat men aan bepaalde aspecten toekent, of aan combinaties, die men tenslotte alleen maar intuïtief proevend kan waarderen...Ga naar voetnoot18 Deze verdeeldheid en onzekerheid wordt, mijns inziens, vooral in de hand gewerkt door de beperkte omvang van de romantische beweging in Nederland. Zoals Brom het pregnant formuleerde, heeft de romantiek in Nederland wel geklapwiekt, maar is zij niet opgevlogen.Ga naar voetnoot19 Bovendien geschiedde dat klapwieken, om Broms beeld nog even vast te houden, grotendeels volgens de vlieginstructies van de nabuurlanden. Door de imitatie van voornamelijk exterieure aspecten van de buitenlandse romantiek vertoont de Nederlandse nauwelijks een eigen gezicht. Het is dan ook begrijpelijk, dat de literatuur-historici bij het vaststellen van de wezenskenmerken van onze romantiek zich | |
[pagina 6]
| |
grotendeels lieten leiden door de romantiekopvattingen in het buitenland. Nu verschillen deze echter van land tot land: de literatuurhistorici uit Engeland, Frankrijk en Duitsland zijn nogal eens geneigd de kenmerken van hun nationale romantiek tot de wezenskenmerken van de Europese romantiek te verheffen. Al naar gelang men zich in Nederland bij de Engelse, Franse of Duitse theorievorming aansloot, ontstonden er Engels, Frans of Duits gekleurde interpretaties van de romantiek: meneer A noemt auteur X romantisch, omdat hij trekken van de Duitse romantische school vertoont, meneer B daarentegen kiest voor auteur Y op grond van overeenkomsten met de Engelse of Franse romantiek. Op die wijze konden er meningsverschillen ontstaan als die welke De Deugd signaleerde. Leidde de beperkte omvang van de Nederlandse romantiek zo enerzijds vaak tot eenzijdige interpretatie, anderzijds werkte zij de oppervlakkigheid in de hand. Auteurs, die slechts uiterlijke aspecten van de romantiek in hun werken realiseerden, werden en worden al heel snel in het romantische kamp ingelijfd. Zo krijgen, om mij tot één voorbeeld te beperken, de schrijvers van historische romans à la Walter Scott vaak het etiket romantisch opgedrukt, hoewel Walter Scott in Engeland nauwelijks als romanticus te boek staat. Hoeveel hoofden van hele of halve ‘romantici’ zouden er bij ons niet vallen, wanneer men de literatuur uit de eerste helft van de 19e eeuw zou aftasten met minder oppervlakkige romantiek-criteria, bijv. aan de hand van Welleks drie sleutelbegrippen natuur, verbeelding en symbool?Ga naar voetnoot20 Met deze laatste opmerking wil ik overigens geen partij kiezen in het geschil tussen Lovejoy en Wellek. Veeleer wil ik mij laten inspireren door hun eensgezindheid aangaande de zinvolheid van een onderzoek naar de betekenisontwikkeling van de term romantisch. Ik geloof, dat het weinig omlijnde beeld van de Nederlandse romantiek aan helderheid kan winnen, wanneer men bereid is ook de contemporaine uitlatingen over deze stroming in het onderzoek te betrekken. In hoeverre werd het adjectief romantisch inzet van de eigentijdse discussie over de romantiek? Werd de term gebruikt ter aanduiding van vernieuwingstendenties in de literatuur, en zo ja, beperkte men deze hantering tot het buitenland of werden ook Nederlandse auteurs romantisch genoemd? Ontstaat er in Nederland een debat over de romantiek, sluit men zich nauw aan bij opvattingen die in het buitenland worden gelanceerd of gaat men hier een eigen weg? De beantwoording van dit soort vragen kan nieuw licht werpen op onze interpretatie van de romantiek in nationaal en internationaal verband. Ik wil niet beweren, dat door het schetsen van de contemporaine reflectie nu ook de wezenstrekken van de Nederlandse romantiek worden blootgelegd. De gang van zaken in Engeland leert wel anders: hoewel de romantiek daar onmiskenbaar gefloreerd heeft, ontbreekt vrijwel elk spoor van een eigentijdse hantering van het adjectief. Waar echter de romantische beweging gepaard is gegaan met een zekere theorievorming - en dat is in Nederland het geval - mag men deze uitlatingen niet ignoreren. Contempo- | |
[pagina 7]
| |
raine opvattingen vormen nu eenmaal een goed tegenwicht tegen constructies achteraf.Ga naar voetnoot21 In deze studie wil ik dan ook een poging wagen de betekenisontwikkeling van de term romantisch en zijn varianten in Nederland vanaf de eerste vindplaatsen tot ongeveer 1840 in kaart te brengen. De nadruk komt uiteraard te liggen op de periode 1800 tot 1840, wanneer het adjectief een centrale rol gaat spelen in de romantische theorievorming, maar ik acht het ook noodzakelijk de voorgeschiedenis van het adjectief in het onderzoek te betrekken om de specifieke ontwikkeling in de eerste helft van de 19e eeuw niet al te zeer in de lucht te doen hangen. Een overzicht van de 17e- en 18e-eeuwse betekenisontwikkelingen schenkt mij bovendien de gelegenheid enkele aanvullingen te geven op het Woordenboek der Nederlandsche taal, dat de jeugdcapriolen van het adjectief wel erg summier behandelt. De discussie rond de romantiek bereikt in Nederland in de dertiger jaren met de bijdragen van Geel, Kinker en Bakhuizen van den Brink een hoogtepunt en ebt dan geleidelijk weg. Vandaar, dat ik het ronde getal 1840 als eindpunt van mijn onderzoek heb genomen. Ten behoeve van het gewenste repoussoir zal ik in de eerste twee hoofdstukken aan de hand van de hierover verschenen secundaire literatuurGa naar voetnoot22 de ontwikkelingsgang van het adjectief in Engeland, Frankrijk en Duitsland schetsen. Het betreft tenslotte een internationale term, die vanuit deze drie landen over onze grenzen is getrokken. In het eerste hoofdstuk zal ik aan de pre-literairhistorische betekenisaspecten van het adjectief aandacht schenken. Met deze weinig elegante term doel ik op betekenisaspecten, die nog een zekere relatie met het substantief roman onderhouden en die aan de latere betekenisladingen | |
[pagina 8]
| |
vooraf zijn gegaan. In het tweede hoofdstuk stel ik de literairhistorische betekenisaspecten aan de orde. Daaronder versta ik een hantering van het adjectief ter aanduiding van bepaalde perioden, stromingen, groeperingen, personen of werken, die in de tijd, hetzij in het verleden, het heden of de toekomst worden gelokaliseerd. In het derde hoofdstuk komt voor het eerst de ontwikkeling in Nederland aan de orde. Aan de hand van een woordenboekonderzoek waag ik een eerste terreinverkenning naar het voorkomen van het adjectief in de pre-literairhistorische en literairhistorische fase. In het vierde hoofdstuk worden de resultaten van het woordenboekonderzoek met betrekking tot de pre-literairhistorische fase getoetst aan andere bronnen en wordt het onderzoek verder uitgediept. In de hoofdstukken vijf tot en met acht staat de literairhistorische fase centraal. Het tijdvak 1800 tot 1840 splits ik ter wille van de overzichtelijkheid in een viertal decennia, die elk in een afzonderlijk hoofdstuk aan bod zullen komen. Elk hoofdstuk bevat een verslag van het voorkomen van het adjectief in respectievelijk de tijdschriften, verhandelingen en literatuurgeschiedenissen. In een Besluit vat ik de belangrijkste resultaten van mijn onderzoek samen en wijs op enkele problemen die nog om een oplossing vragen.
Het onderzoek naar de betekenisontwikkeling van een term brengt een apart presentatieprobleem met zich mee. Hoe legt men aan de lezer zijn materiaal voor? Wil men de betekenis van het adjectief achterhalen, dan zal men de context, waarin het woord voorkomt, niet mogen verwaarlozen. Om de lezer in staat te stellen mijn interpretatie aan de zijne te toetsen kies ik in deze studie voor het citaat, of liever voor een overstelpende hoeveelheid vaak uitvoerige citaten. Met elkaar vormen zij de basis van de conclusies die ik aan elk hoofdstuk zal toevoegen. Dat daarmee deze studie tot onbehoorlijke proporties is uitgegroeid is een zaak, waarvoor ik mij bij de lezer vooraf graag wil verontschuldigen. |
|