Wenen, 12 februari 1750
(Deze brief gaat geheel over de barrière. Hij is alléén bestemd voor de geadresseerde en de Prins, de griffier en de pensionarisGa naar voetnoot1). Aan Burmania deelt Bentinck niet alle details mee, omdat hij vreest, dat deze wat te veel vertrouwt op TaroucaGa naar voetnoot2).
Bentinck wil de barrière-kwestie tot een eind zien te brengen, omdat het beter is niet te wachten, totdat Hannibal voor de poorten staat. Hij wordt echter overal met algemeenheden afgescheeptGa naar voetnoot3); Keith en Burmania hebben een memorie aangeboden, waarop echter nog steeds niet meer dan een voorlopig antwoord verkregen is.
| |
Sindsdien doet Bentinck alle moeite om de zaak beslist te krijgen. Echter noch graaf Uhlfeld, noch Kaunitz, noch BartensteinGa naar voetnoot4) zijn uit hun tent te lokken. Toen heeft hij het bij de keizerin geprobeerd, door middel van Batthyany, die antwoordt, dat zij haar ministers bevelen zal openlijker met Bentinck te spreken. Deze vermoedt, dat er iets geheims achter de zaak zit. De ministers blijven echter even gereserveerd, ofschoon Bentinck betoogt, dat een zo gunstige gelegenheid niet spoedig zal terugkomen om de zaak te beëindigen (namelijk zijn verblijf te Wenen). Alleen Bartenstein gaat iets verder, maar nu kan hij weer geen toegang tot de keizerin verkrijgen. Men heeft intussen aan prins KarelGa naar voetnoot5) geschreven om diens opinie; dit is de mededeling van Bartenstein. Bentinck belooft geheimhouding. Op diens (tweede) ‘Bericht’ wordt nu gewacht.
De ‘geheimzinnigheid’ is hiermee opgelost. Op het ogenblik kan Bentinck dus niets meer doenGa naar voetnoot6)).
|
-
voetnoot1)
- Wegens een mededeling van Bartenstein ten aanzien waarvan Bentinck geheimhouding beloofd had.
-
voetnoot2)
- Graaf Sylva Tarouca, de president van de raad voor de Zuidelijke Nederlanden. Zie voor de vriendschappelijke betrekking met Burmania Bentinck II, nr. 530. Bentinck vertrouwde Tarouca niet. Zie Beer, Aufzeichn., p. 44.
-
voetnoot3)
- In een conferentie van de Oostenrijkse ministers begin 1750 was besloten de barrière-kwestie slepend te houden, aangezien de bestaande toestand voor Oostenrijk niet onvoordelig was. Zie ibidem, p. xxcvii vlg. en p. 37 vlg.
-
voetnoot4)
- Johann Christoph baron van Bartenstein, hofraad van Maria Theresia.
-
voetnoot5)
- Prins Karel Alexander van Lotharingen, broer van de keizer, landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden.
-
voetnoot6)
- In een tweede brief aan Charles Bentinck van 12 februari in B.M., Eg. 1728, fo. 323 (copie) vraagt Willem hulp voor Burmania - die deze hulp verdient - door bijvoorbeeld een extra opdracht naar de keurvorst van Beieren, hetgeen hem gelegenheid tot een extra declaratie zou geven. Men wilde namelijk trachten de steun van de Beierse keurvorst te winnen voor de verkiezing van aartshertog Joseph tot roomskoning. Zie Archives IV, II, p. 109 en Kalshoven, p. 76 vlg. Zie ook Bentinck II, nr. 601.
|