Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2
(1976)–Willem Bentinck– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 279]
| |
Amsterdam, 22 januari 1749Ik hebbe d'eer te ontfangen U.Hg. diep gerespecteerde schrijvens van den 21 deser. Al wat de heer Van Rhoon vraagt of goedt vind, is mij een wet en sal geschieden, sijnde voor altoos desselfs getrouwste dienaar, daar U.Hg. staat op maken kan. In schuldige dankbaarheijd voor d'eere en vrindelijke protectie, daar meede mij sedert soo veele jaren heeft gelieven te honoreeren, daarvan ik de continuatie ootmoedig afbidde. Gelieft den Weledelgestr. heer De Back van mijn persoon te dencken, als U.Hg. mij bij ondervinding heeft leeren kennen als een gezeleerde dienaar van het huijs van Orange te weesen en dat ik niet bequam ben eene pas te doen, ja selfs, S.Edgestr. niet het allerminste te importuneeren als voor d'eer en glorie van S.D.H., dat ik in al mijn doen en laten nooijt uijt het oog verliesen. Ik sal voor die gedagten, voor dat geloof, S.Edgestr. ootmoedigen dienaar weesen personeel. Ik sal in korten, in persoon U.Hg. kome versekeren gelijk bij deese ben doende, dat ik met diep respect ben - - - |
|