Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2
(1976)–Willem Bentinck– Auteursrechtelijk beschermdDelft, 10 december 1748De vrijheijdt, die ick genoome hebbe U.H.Ed. den brief van 8 deeserGa naar voetnoot1) te sende, hoop niet, dat U.H.Ed. mij sult qualijk genoomen hebbe, vermits soo gepresseert ben geweest, doordien de post wegging, dat die soo schielijk moest schrijve en sonder couvert wegsende; waarom de vrijmoedigheijdt neeme U.H.Ed. der soo het mogt weese, dat er niet uijt konde koome, of er een woordt was overgeslage, U.H.Ed. er een copie van toe te sende om ter deeg de saak te bevatte. Heere commissarissen zijn gisteren morgen om half elf in de stadt geckoomen en zijn door een deputatie van burgermeesteren gerecipieert, te weete de heer Ingilby, DussenGa naar voetnoot2), Schuijlenburg, benevens de pensionaris en secretarissen. De jongste secretaris verwelkomde H.Ed.Mog. in Den Doelen en doen wierde borgemees- | |
[pagina 252]
| |
teren van hem op 't stadthuijs zijnde afgehaaltGa naar voetnoot3), die na Den Doele reede en daar gecomplimenteert. Des namiddags hoorende, dat meest alle de heeren van de magistraat bij H.Ed.Mog. gingen, soo ben met de heer Daquet, Guillaume van Bleijswijck en Van BuurenGa naar voetnoot4) daar na toe gereede en omtrent zes uuren bij H.Ed.Mog. audientie gehadt, even nadat de burgermeester Van Schuijlenburch er een van een quartier gehadt hadde. En ons compliment van welkomst afgelegt hebbende en miene maakteGa naar voetnoot5) van te willen vertrekken, soo versogte H.Ed.Mog., en wel spetiaal de heer van Catwijck, de heer Daquet te willen blijven, gelijk deselve ook een half uur met H.Ed.Mog. in besongie was, wanneer H.Ed.Mog. denselven voorhielden, dat hem apparent wel bewust was, dat herwaars door Z.H. waren gecommitteert ten eijnde alle tweedragt en decentieGa naar voetnoot6) soodoenlijk in der minne bij te leggen en niet te twijfele, of hij Daquet soude daartoe van zijne kant ook wel wille mede werken en dewijl alhier seeker geschrift daartoe aanleijding gegeven hadde ook desaangaande alles te wille toebrenge, dat daaromtrent nut konde zijn. Waarop de heer Daquet het wende op 't request voor en teegen 't schoutsampt, hervattende Z.H.Ed. met te segge, dat wel meede, maar seeker geschrift van eenige veerse effectief het eerste was geweest en dat de commissie ook daarheen was strekkende omme insonderheydt de daardoor tussen de regenten veroorzaakte dissentie weg te neemen, dat het waar was, dat men het aan de eene kant te hoog opgenoome, maar ook aan de andere veel te veel op zijn stuck was blijven staan en daarom hoopte, dat door een vrindelijke conferentie ten overstaan van H.Ed.Mog. die saak van de eene en andere kant wat toe te geeven, soude konne worden bijgelegt. En daarom hem misschien nog soo wel als de heeren van de andere partheij soude konnen worden gerequireert en wille koome, die daar op zijn aveu gaf, met bijvoeging, dat altijt seer tot de conservatie van de rust geneegen was geweest, allegeerende daar toe hoe veel preuves in de eerste confusie daar al van gegeeven hadde, niet in een, maar in verscheijde gevalle, en hoe sig voor diegeene, die het gehaatste bij de doe ganimeerde ingeseetene waare, niet sonder sig selffs aan gevaar | |
[pagina 253]
| |
te exponeeren hadde in de bres gestelt en dat ook in zijn qualiteijt als president scheepen ten opsigte van dat geschrift alles ter stilling hadde gebragt en nog aanboodt, dat een eerlijk man gevergt konde worden te doen en voor de rest, dat die saak was in hande van Z.H. Sulks ditGa naar voetnoot7) om U.Ex. te versoeken te wille ons informeere hoe in deese verder te handelen. Verder roeleerde de conversatie in mijnen opsigte over het geval met de burgermeester Van SchuylenburghGa naar voetnoot8) alsmede over dat van de drie mensche, die op die nagt de contrarie partheij wilde persuadeere haar request in te trekkenGa naar voetnoot9) waar omtrent Z.H.Ed. door de heer Daquet soo veel doenlijk werd gedisabuseert. Als nu onderrigt ben wat er geschiedt is, verder sal niet manqueeren U.Ex. ten spoedigste, is 't noot, er kennis van te geeven of anders het tot het retour, dat hoop, dat haast wesen sal, uijtstelle. |
|