| |
[B.M., Eg. 1750]
Remonstrantie overgegeeven aan Z.D.H. den heere prince van Orange en Nassau, erfstadhouder deser ende andere provincien etc., door de ondergeschreven raeden in de vroedschappen der stad Gouda wegens verscheiden grieven en infractien ondernoomen en
| |
| |
gedaan bij burgemeesteren der voorsz. stad op de regten en praerogativen van de vroedschap en magistraat.
was getekent
Cornelis Gerard Moeringh
W.J. Boers
Jan de Lange
Pieter Hoogwerff
Gualtherus de Moor
Sebastiaan Ravensberg
Korten inhoud van beiden de remonstrantien overgegeven aan Z.D.H. etc. etc. etc.
1o | dat burgemeesteren disponeeren over de praerogativen en regalia van de vroedschap. |
2o | dat burgermeesteren disponeeren over ampten staande ter collatie van de vroedschap privaterlijk.Ga naar voetnoot2) |
3o | dat burgemeesteren sig aanmatigen de dispositie over de buijten timmeringGa naar voetnoot3) deser stadt competerende alleen aan mijn heeren van de vroedschap. |
4o | dat burgermeesteren aan particulieren toestaan het leggen van duykers loopende uit stadsgraft onder door de cingel, brengende het water uit een hoogen opgemaalen boesem over de laage landen van de Bloemendaalsen polder tot irreparabel grief van de ingelanden. |
5o | dat burgermeesteren over de polder mogelijks aanstellen heemraden en landbewaarders, welke daarin niet gegoed sijn. |
6o | dat de conclusien van saaken door den pensionaris in terminis reeds gecoucheert en te boek gesteld sijn, voordat sij selfs nog eens in deliberatie gelast worden. |
7o | nevens welke voorenstaande positiven nu weder, soo als in augusto 1747 op nieuws geinsteerd wordt, dat de pensionaris ter vroedschap succint rapport sal doen sonder dat hetselve bij eenig voorafgaande rapport in burgermeester-camer worde gemodifieerd of gecastreerd. |
8o | dat burgermeesteren feitelijk aan de vroedschappen hebben onttrokken de lecture van de gedrukte nouvelles. |
9o | dat men de resolutien van de vroedschap, disponerende over de subalterne ampten genoegsaam geheel en al gesubverteert heeft als |
| |
| |
10o | dat men de scholarchen laat continueeren ad vitam en dat zelfs, schoon zij in eenige buijten commissie wegens deese stadt sitten. |
11o | dat men twee weesmeesteren laat continueeren ses jaar. |
12o | dat men een weesmeester, tot thesaurier verkoren wordenGa naar voetnoot4), laat continueere. |
13o | dat burgemeesteren den tijd bij de resolutie en keuren tot de suppletie een weesmeester vastgesteld en bepaald, koomen te verlengen om alsoo de verkiesing te konnen dirigeeren op iemand, welke binnen den bepaalden tijd nog niet verkiesbaar was. |
14o | dat men kerkmeesteren laat continueren niet alleen tien, maar negentien jaaren. |
15o | dat burgemeesteren soo maar via facti aan kerkmeesteren hebben ontset dispositie over het costerschap van de kerk. |
16o | dat burgermeesteren even onbevoegd en sonder eenig recht sig aanmatigen te disponeeren over de vrouwengestoelten of soogenaamde familie-banken in de kerk. |
17o | politiemeesteren heeft men laaten continueeren ses jaaren en een ander wederom tegen de resolutie met een jaar daaruit geligt. |
18o | dat men het geheele 3de articel van de ordonantie voor de politiemeesteren heeft te loor gesteld, mits den clercq van de politiekamer niet alle sijn toegelegde gagie maar selfs sijn schrijfloon aan den secretaris moet uitkeeren. |
19o | dat burgermeesteren onder sig geslagen hebben een gedeelte of capitaal van stads goederen, domeinen en inkoomen, hetselve onder een gedivulgeerde naam van burgemeesters casse privativelijk administreeren en erogeren sonder aan mijn heeren hunne principalen daarvan eenige rekening, bewijs en reliqua te doen, ja selfs eenige visie of opening te geven. |
20o | dat burgermeesteren absque forma judicii burgers en ingesetenen doen ligten uit hunne huisen, overbrengen in het tugthuijs en aldaar sonder bepaling van tijd opsluiten en ontsluiten alles buiten communicatie van schepenen. |
21o | dat burgermeesteren insgelijks appointement verleenen tot het confineeren van smokkelaars, niet jegenstaande sulks privative competeert aan schepenen. |
22o | dat burgermeesteren disponeeren over ampten staande ter collatie van de magistraat privativelijk. |
23o | dat burgermeesteren maken en executeeren keuren en or- |
| |
| |
| donantien op stadscingel, sijnde notoir van het departement van de magistraat. |
24o | dat burgermeesteren (aan wien in den jaare 1715 bij eenige ontstaane disordre in de oeconomie van het proveniershuijs het provisioneele opsigt daarover bij de magistraat gecommitteerd wierdt) sedert al dien tijd geen raport van die aan haar opgedragen commissie hebben gedaan, maar hebben selfs de commissie gesubdiligeerd aan anderen en over hetselve huijs aangesteld regenten, en dus de magistraat van het superintendentschap over het voorschreve huijs de facto tot heeden toe versteken. |
25o | dat men sommige capiteinen van de schutterij heeft laaten dienen vijf, ses, seven en acht jaaren en een ander licencierde men weer met drie jaaren. |
26o | dat men de colonellen insgelijks gecontinueerd heeft vijf selfs tot acht jaaren en veelen heeft men voor den tijd laaten afgaan soo haast als de lust over was. |
27o | dat burgermeesteren sig aanmatigen te altereeren de ordonantie van de magistraat rakende de schutterij. |
28o | dat burgermeesteren de vroedschap ('t sij dan voor de bijeenkomst, ten sij na het schijden van de vergadering van Holland) beleggen op een dag van de week na goeddunken contrarie aan den ...Ga naar voetnoot5) van alle stadscollegien soo hooge als laage. |
29o | dat het rapport uit de vergadering meede niet regulierlijk gedaan, maar somtijds agt ja selfs veertien dagen uitgesteld wordt na het scheiden van de selve. |
30o | dat burgemeesteren bij het proponeeren of in deliberatie brengen van saaken, ongevraagd dikmaals een praeadvies voegen tot praeoccupatie van de leeden. |
31o | dat burgermeesteren in het beleggen van saaken en wel speciaal rakende eenige begeving van ampten, buiten de magistrature, houden niet alleen een seer inegale maar ook ongepermitteerde voet, het sij, eerstelijkGa naar voetnoot6) met deselve in deliberatie te brengen voor den tijd, ten tweeden, het sij, na den tijd bij de wet vastgesteld, ten derden, het sij, deselve geheel buiten deliberatie en vervolgens buiten dispositie te houden, hoe noodig andersints de suppletie ook weesen mogt en wijders appointement neemen bij seer incompleet collegie van de magistraat contrarie de order van hetselve. |
32o | dat de heeren burgermeesteren in de gildebrieven, die door de heeren van de magistraat geformeerd en door de vroedschap ge- |
| |
| |
| ratificeerd worden, verscheiden articulen hebben gealtereerd en geamplieerd. |
33o | dat meede op de versoeken der regenten van de godshuijsen, tendeerende tot subsidie, opneeming van penningen, verkopingen van effecten, buiten kennis van de vroedschap, sijnde een recht dat den raad competeerde en 't geene eenige jaaren herwaarts nog is in practijcq geweest, finaal heeft gedisponeerd. |
|
-
voetnoot1)
- Dit ongedateerde stuk moet na 2 november 1748 zijn opgesteld, daar enkele ondertekenaars toen pas lid van de vroedschap werden. Zie Ned. Jb. 1748, p. 1152.
-
voetnoot2)
- Dit zullen zijn Willem Sebastiaan Boers en Gualtherus de Moor. Zie ibidem. Moeringh was schout van Gouda.
-
voetnoot3)
- Slaat dit op de keur, die in artikel 8 het uitoefenen van het timmerbedrijf binnen een kwart mijl buiten de stad Gouda verbiedt?
|