Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2
(1976)–Willem Bentinck– Auteursrechtelijk beschermdRequestGa naar voetnoot1)Aan de Ed. Mog. heeren commissarissen, door S.D.H. den heere prinse van Orange en Nassauw etc. als erfstadhouder deser provin- | |
[pagina 236]
| |
sie afgesonden tot ondersoek en redres van de bezwaarnissen der borgeren en ingesetenen der stad DordregtGa naar voetnoot2).
De ondergeteekende borgers en inwoonders deser stad Dordregt geven aan U.Ed.Mog. met alle eerbied te kennen, hoe dat sij in den voorleden jare 1747 van voornemen waren (uijtgelokt door de algemeene wensch der gesamentlijke ingesetenen deser stad ende provintie) omme aan de Ed.G.Achtb. heeren burgemeesteren en regeerders der stad Dordregt in te leveren een smeekschrift, omme ter vergadering van H.Ed.G.Mog. het daar heen te willen dirigeeren, dat alle ampten ten nutte en profijte van het gemene land mogten verkogt en begeven worden, ofte wel anders bij manquement van een generale resolutie tot soutien van de stadsfinantie en thesaurie en dat wel ter approbatie van S.D.H. of desselfs gecommitteerde in soo verre de habilitijt betrof van den genen, die soodanig een bediening of emploij ambiëerdeGa naar voetnoot3); volgens de hier bij gevoegde copij, de welke buijte kennis en tegens de intentie der supplianten door den druk versprijd is. De supplianten betuijgen in desen geen ander voornemen gehad te hebben, als te beoogen het gemeen intrest te nut van de vervallene en uijtgeputte finantie en alvorens eer sij soude procedeeren tot inlevering van gemelde request wel degelijk onderregting te bekomen, of S.D.H. onsen dierbaren erfstadhouder dit haar voornemen niet soude disapprobeeren. Edog, dat de supplianten van dit haar voornemen hadden afgesien, omdat verscheijde van haar medeborgeren sig al te gretig toonden om deel te nemen in dit ootmoedig smeekschrift en daardoor bevreesd wierden, dat dit request te algemeen ende onbedagt mogt voorgestelt worden, alsmede omdat de supplianten door sekere schikkinge van S.D.H. reeds ontdekte de vaderlijke intentie van S.D.H. omtrent de ampten, om in deselve verscheijde maniere van redres voor te stellenGa naar voetnoot4). | |
[pagina 237]
| |
Schoon nu de supplianten sig voorsigtig meenen gedragen te hebben, soowel in dit haar voornemen, als ten opzigte van desselfs staking, soo hebben dog de supplianten niet konnen ontgaan, de afkeuring en ongenoegen van sommige harer regenten, die niet allen hebben konnen goedvinden een kwaad voornemen tegen deselve op te vatten, maar ook zelfs uijt te voeren, als van oordeel zijnde, dat de supplianten waren menschen, die tweedragt en muijterij in wereltlijke regimenten sogten aan te regten en daarom niet alleen buijte kerkelijke en politique employ moeste geweerd worden, maar selfs volgens het formulier des avondmaals censurabel waren: gelijk een der supplianten, om die rede in sijn tour om (volgens ouder gewoonten) ouderling te worden, gepasseert is geworden, en gelijk bij het maken der nominatie van mansmannen in de vierschaar van Zuijd-Holland wel expresselijk herinnerd is, de ondertekenaars van het gemelde request daarvan af te houden. De supplianten willen geerne bekennen noit geadspireerd te hebben na kerkelijk of wereltlijk employ als sig daartoe niet aanmerkelijk of zelfs ongeneijgt bevindende, soodat sij nooit oplettende soude sijn geweest, indien sij niet nevens haare medeborgeren waren in aanmerking genomen. Maar dat men soo volmondig zoodanig een ongehoorde pretentie aan soo een hatelijke oorsaak kwam toe te schrijven, was al te grievende voor een eerlijk gemoed, daar de supplianten altoos getragt hebben hare wettige overheijd te eerbieden en sig na den wetten van den landen te gedragen, gelijk zij zig zeer gaarne willen onderwerpen aan de censuren van diegenen, die haar konnen overtuijgen van sig daarin vergrepen te hebben. Daar nu voor een vrijgebore ziel de eer en reputatie veel dierbaarder gehouden word, als alle andere tijdelijke goederen, en daar U.Ed.Mog. door Z.D.H. in dese stad afgesonden zijt, tot verhoor en redres van beswaar die de borgers en ingesetenen op een billijke en decente wijse soude konnen voordragen, soo neemen de supplianten de vrijheid sig te keeren tot U.Ed.Mog., ootmoedig versoekende, dat het U.Ed.Mog. goedgunstig behagen mag het gedrag der supplianten omtrent het gepretendeerde request selve naauwkeurig te willen examineeren en daarover een billijk oordeel te willen vellen, alzoo de supplianten willig en bereijd zijn in dese hare misslag en overtreding zoodanig te repareeren als na reden van haar sal konnen gevergd worden. Edog, gelijk de supplianten sig niet bewust bevinden eenige intentie gehad te hebben, of in sig gevoed te hebben om occasie te geven tot storing der publique rust deser stad, nog dat daar eenige plakaten of ordonnantien ge- | |
[pagina 238]
| |
publiceerd zouden zijn, waarbij het presenteeren van eenig smeekschrift op een decente wijse over diergelijke materie soude verboden zijn, soo smeeken de supplianten door U.Ed.Mog. gehoude mogen worden voor lieden van eer en conscientie, die niet anders wenschen als het welzijn en voorspoed van haar live vaderland en insonderheijd van dese stad Dordregt. Eijndelijk wenschen de supplianten de hooge voorspraak van U.Ed.Mog. bij S.D.H. te mogen obtineeren, opdat zij onder de vleugelen van dien Doorlugte Vorst en Vader des Vaderlands hare bescherming mogen vinden tegens alle bekommeringe en lasteringen, die sij uijt hoofde van dit smeekschrift tegens alle billijkheijd soude moeten ordergaan.
Edel Mogende Heeren welck doende etc.
Hendrik van Kuyel Gillis Hoolaert Nicolaas Besooye Gerrit Teijssen Johan van Gelsdorp Hendrik Hamer Abraham Hamer Johan Jacob Timmers W. Linden van Slingelandt. |
|