Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2
(1976)–Willem Bentinck– Auteursrechtelijk beschermdHoorn, 9 september 1748Also ik door een ongemak aan het been, dat ik Texel met den hoogen crijgsraed zijnde heb bekomen, de eer niet kan hebben U.Ex. op te komen wagten, so hoop ik dat dese mag strekken om U.Ex. van mijn diepe eerbied te versekeren. Niettegenstaande ik bewust ben, dat U.Ex. met seer inportante besigheden belast sijt, dog egter sodanige niet die een trouw beminnaer van dit land verdrietig sijn, door dat op den weg daer alles nu begint te lopen, een baen gemaekt werd, daer de regten en grondwetten van ons lieve vaderland, weder langs sullen ingevoert wordenGa naar voetnoot2), waer toe God zijn zegen zal gelieven te verleenen en aen S.H. met sijne trouwe medehelpers alles wat een ieder derzelve benodigt heeft om sulx uijt te voeren. Hoe cleijn en onnut ik mijn selven erken, so sijn er nog van onse goede geintentionneerde Westvriesen, die mijn komen versoecken om haer verwarde, bedorve en gantsch beroofde district te redden, namentlijk de NieuwdorpenGa naar voetnoot3), daer den burgemeester Van Eyk te Alkmaer balliuw en schout-civil van is geweest, het geene denselve voor eenige tijt heeft gequitteert. En also het een district is, dat als graeflijk goed verkogt is aen de regenten en dies het balliuws ampt en schout-civil werd gesepareert, is er niemant die in het eerst zin heeft. Nu komen daagelijks eenige der regenten van oude Nieuw- | |
[pagina 142]
| |
dorp mijn versoeken om na de balliuage te solliciteeren. En willen mijn tegelijk schout-civil maken. Het een en ander is van wijnig belang, dog het geeft mijn eenige lust om een huyshouding aen den dag te brengen, die tot ruïne van 't land en der ingesetenen gestrekt heeft en dat alles is ondersteunt door gecommitteerde raeden van dit quartier, want voor eenige jaeren was de gewoone president of voorsittent heer den advocaet en raedsman van de grootste rovers van 't Schot en Lot der eijgenaers van lande en andere vaste goederen onder dat district. En naderhandt was den voorsittende heer van dat collegie (om de twee jaeren) hun eyge balliuw en schout-civil, dusGa naar voetnoot4) men segt een gantsch onbetamelijke rol heeft gespeelt en om van verantwoording bevrijd te wesen, het een en ander heeft gequitteert. Ik weet niet, wat ik daer omtrent moet doen, sommige van de eerlijke regenten, die er sijn (welk getal de cleijnste sal wesen) willen bij een request S.H. om mijn versoeken, dog ik heb sulx aen hun afgeraden. De revenuen sijn seer cleijn en de moeyte soude in den beginne groot sijn, dog ik ben niet gaerne ledig, misschien sal U.Ex. het selve niet aprobeeren in welke gevalle ik het ook afkeur, dog ik brande van ijver om aen de ingesetenen te doen zien en gevoelen hoe ellendig zij geregeert zijn en wat geluk en voordeel hun toegebragt werdt en verder te wagten staet door die geene, welke trouwe agtervolgers zijn van S.Hs. bevelen en hertelijke zugt voor Nederlands welvaeren. Ik hoop, dat ik over een dag of agt in staet sal wesen om nae Den Haeg te gaen en met den vice-admirael ReijnstGa naar voetnoot5) het verbael van den hoogen scheeps crijgsraed onlangs in Texel gehouden aen S.H. over te geven, dog het is met alle de stukken so volumineus, dat het voor die tijt naewlijks afgeschreeven sal sijn. Daer is mede aen S.H. door de regenten van Den Helder een request gepresenteert over een saek van een groot gevolg en ruine voor het zeegat van Texel en de rheede aldaer, waer over S.H. met den meergenoemde vice-admirael gesproken heeft en als wij in Den Haag sijn misschien nader sal geschieden, also ik op die saek redelijk gevat ben en door een caert aen S.H. in drie minute een claer denkbeeld van het pericul kan geven. |
|