Briefwisseling en aantekeningen. Deel 2
(1976)–Willem Bentinck– Auteursrechtelijk beschermdZutphen, 3 augustus 1748Ick hebbe den 20. der gepasseerde maent julie de vrijpostigheyt genomen mijn ten respecte van het vacante secretariaet der gedeputeerde staten deser graafschap Zutphen bij U.H.Gr.Ex. met een diep respect te recommendeerenGa naar voetnoot2), in der hope dat U.Ex. door U.Exs. aengeboren genereusiteyt en billickheit sal gedehorteert worden, ymant die sigh in den beginne selven, wanneer men om het klein getal der welmenenden aen een goeden uytslagh konde despereren niet ontsien heeft aen het hooft der goede partie te stellen, in den vollen raad eysch en aenspraack te doen en daer en boven die overgifte der stemmen alleen gepractiseert en tot een goet eijnde gebraght en soo sigh selden ten uijttersten geris- | |
[pagina 125]
| |
queert heeft, te doen postponeren door ymant van die tegenwoordigh bekent zijnde sollicitanten, als onder welke weinigh welmenende zijn en schoon nogh al een of twe daer onder bekent zijn voor menschen, die de goede saake wel eenighsints in haer selven schenen te approberen, soo is dat evenswel dogh seker dat niemant van allen in den beginne, wanneer den uijtslagh nogh onseker was, neffens mijn het volck heeft durven aensetten en vervolgens sigh voor der selver hooft en spreker verklaren. Ick soude oock aenstonts de vrijheijt genomen hebben mijn daerover bij requeste aen S.D.H. te addresseren, soo niet door de absentie van U.Ex. buijten wiens protectie en recommendatie seekerlijck niets te hopen hebbe, daer in wederhouden was. Ick soude oock nogh gaern daer over S.D.H. te voete vallen soo mijn niet de hope van U.Exs. recommendatie moghte flatteren en soo daer toe permissie bekomen. Ick bidde U.Ex. sigh selven te persuaderen, nooijt getrouwer en dienstvaerdiger dienaer, soo in het poinct van finantien als anders, te sullen vinden, voorts dat U.Ex. van niemant beter, exacter nogh pertinenter staet der finantien deser graafschap soo van abuisen als middelen van redres, in val S.D.H. mijn met dat ambt gelieffde te beneficeren en daer door occasie verlenen om alles daeromtrent te kunnen examineren, sal ter handen gestelt worden en eyndelijck dat niemant ter werelt sigh meer moeite geven sal om in dien cas te beletten dat ooijt resolutie genomen wordt die de disapprobatie van U.Ex. als eerste minister van S.D.H. soude konnen onderhevig zijn. Ik hope soo haest U.Ex. in Den Haag geretourneert sal zijn de eere te hebben U.Ex. op te waghten en bij die occasie U.Ex. te rapporteren, als dat ick aen de positive ordres van U.Ex. om hier het gemeen in alles stil te houden, in soo verre geluckigh voldaen hebbe, dat hier nogh in de gehele graafschap niets tumultuair voorgevallen is, immers dat ick alles in sijn eerste begin gesmoort hebbe, dat niemant sal konnen aentonen, dat ymant alhier met woord en veel min met dadelijkheyt g'injurieert is en dat bij gevolgh dese graafschap alleen met die glorie dat sij sigh in allen deelen op de justitie van S.D.H. en het redres dat ter sijner tijdt daer uijt voorvloeien sal, verlaten hebben, magh pronken. Ick sal de eere hebben daerbij te allegeren eenige notable staeltjes waerdoor sigh die quade partie om den geest van het gemeen weder aen sigh te trecken, bedient heeft. |
|