Briefwisseling en aantekeningen. Deel 1
(1934)–Willem Bentinck– Auteursrecht onbekendDelft, 25 Maart 1748.Hoogh Edele Heer,
Voorleden Sondag op de middag door Monsr. Maeswijck geinformeert sijnde dat Jocchem Brunij in mijn vorigen gemeltGa naar voetnoot2) dien gepasseerden nagt was komen te overlijden, ben ick nog dien selven avond nae den Burgemr. van Bleiswijck gegaen en nae bevorens gehoort te hebben dat de naschrijver van de Vis sodanig gevaerlijck | |
[pagina 408]
| |
sieck was, dat apparent de nagt niet soude haelen, was mijn voornemen met sijn Wel Ed. te vertoonen, dat dit officitje gevoegt bij een ander, dat de koetsier reeds heeft, mooy soude wesen om dien persoon dewelke mij de vorige reijs als de eenigste swarigheijd hadde voorgeworpen te dedomageren, vond ick mij ten uittersten bedrogen, dat mijn aendrang niet afwagtende van zelf declareerde dien selven morgen reeds gedisponeert te hebben en dat niet in faveur van de koetsier maer van eenen Hoek, die met een verre nigt van sijn Wel Ed. getrout is, met bijvoeging daer voor soo veel aensoeck gehad te hebben, dat te meer dewijl reeckende het de laeste reijs van sijn Wel Eds. burgemeesterschap en dus geven te weten, niet voorbij gekent te hebben. Sijn Wel Ed. seide mij bij die gelegentheid nog ijetwes, daer uit bleeck, dat quaedaerdige menschen zijn Wel Edn. verkeerde indrucken soo wel van de sentimenten van U Hoogh Ed. als van mij ten sijn Wel Edns. opsigten hadden soecken te geven, dog wilde die soo min noemen als de Burgemr. Ingilbij die gene waer van mede valsse berichten hadde becomen, soo als de eere gehad hebbe U Hoogh Ed. mondeling te kennen te geven. Hoe seer nu wel wist dat desen uitslag niet aengenaem konde sijn, hebbe ick echter Monsr. Maeswijck aenstonts aen mijn huys gerequireert en oock kennisse gegeven, dog die daer van al geinformeert en oock teffens even danckbaer soo voor U Hoogh Edns. recommandatie als mijn aengewende devoir gevonden. Sulx wel siende dat bij desen heer Burgemeester niets te verwagten is, sal ick op het verdere bij mijne vorige geadviseerde U Hoog Edns. ordres afwagtende, onder verseeckering dat U Hoogh Edns. spoedige terugkomst van herten verlangende onder toewenschinge van alle zegen en voorspoet over Hoogh Edns. dierbaere persoon en Commissie de eere hebbe van ongeveinst en met de uitterste veneratie te sijn Hoogh Edele Heer U Hoogh Edns. gehoorsaemste en verpligsten dienaer. |
|