Briefwisseling en aantekeningen. Deel 1
(1934)–Willem Bentinck– Auteursrecht onbekendDen Haag, 19 Maart 1748.Hoog Edele Heer, Ik hoop dat U hoog Edelheit gelukkig en in volkomen gesontheit te Aken zal gearriveert zijn en in die goede gesteltheit met alle vergenoeging aldaar, zo lang u Hoog Edelheits tegenswoordigheit het vereist, zult blijve. God zeegene uwe verrigtingen ten beste van het Vaderland, waar voor U Hoog Edelheit zo lang, zo veel, zo ijverig en onvermoeit gearbeidt hebt, en laat U Hoog Edelheit nog een reex van jaaren daarbij continueeren. Hoe het ook met het congres te Aken mag afloopen, hier van houde ik en alle die U Ed. kennen zig verseekert, dat het aan U Hoog Edelheit niet zal haperen om met alle pogingen het beste van ons lieve Vaderland te bezorgen en dat gij U door geen Fransche vlijtaal zult laaten misleiden. Geld als Water had ik belooft te leveren en ik heb tot | |
[pagina 397]
| |
nog toe woord gehouden: de tweede Hollandsche Obligatie Loterij, waar van de inschrijving op den 11de deezer begonnen is, is in de twee eerste dagen der inschrijving, op 53 loten na vol geweest, en, de inschrijving van de derde dag daarbij gekomen zijnde, overtrof het gantsche getal der ingeschreevene looten dat van de looten in de loterij verre. Ik heb het ampt van Controlleur Generaal der Finantien bij provisie bekleed, in zo verre, dat ik terstond de verdeeling van het getal looten, dat ieder der respectieve Ontfangers toekwam, gemaakt en het opstel der brieven aan deselve geschreeven, vervaardigt heb; alles overeenkomstig met mijn geschrift raakende het vernietigen der Quotaas en het houden der beste directie in s' Lands Negotiatien; welk geschrift de ondervinding nu reets heeft doen zien, hoe groot daarvan de nuttigheid is; ook zal dat vervolgens nog meerder blijken, want, de looten nu in geen broddelaars handen zijnde, zal het opgeld of de winst op deselve al meer en meer moeten worden, het welk U Hoog Edelheit weet een der grooste oogmerken te zijn, om de menschen in 't vervolg tot opschieten van penningen te animeeren. Ik heb ook gezorgt, dat terstond in alle de Couranten, zo Fransche als Hollandsche, gemeld is geworden, dat de 2e Lotery zo schielijk is vol geraakt; het geen waarlijk tot eer van onse Stadhouder, tot roem voor onse Natie, en tot schrik van onse Vijanden zijn moet. Laat de Fransman ons dat eens nadoen als hij kan. Van het capitaal derselver loterij zal reets binnen twee weeken over de 4 millioenen guldens in den Haag zijn, het overige binnen twee maanden. Wat zullen nu die Heeren zeggen, welke, schoon onnoemelijke schatten voor hun en hunne familien van het land geprofiteert hebbende, tegens mij, toen de eerste loterij te voorschein kwam, zeiden, dat zij wel, kwanswijs om de Prins plaisier te doen, een enkel half of heel lootje zouden inleggen? God dank dat men de hulp van die luiden, welke nochtans het meeste werk doen om hun hof met complimenten bij zijn Hoogheyt te maken, niet van noden heeft. Geld als Water heb ik tot nog toe aan het land bezorgt en ik zal het vervolgens zekerlijk verder kunnen doen, mits dat er zonder uitstel, zo als ik altijd geschreeven en gesprooken | |
[pagina 398]
| |
heb, op goede gronden gearbeid word aan het fonds waar uit de betalingen der intresten en het aflossen der capitalen kan geschieden en dat het aan ieder een blijken mag, dat aan het houden van woord geen hapering komen kan. U Hoog Edelheit zijn mijne ten dien einde ontwijfelbaar goede projecten bekent en gij weet dat het land voor deselve, indien zij ter uitvoer gebragt worden, aan twintig en meer zoodanige negotiatien als de tegenswoordige zal kunnen voldoen. Maar ik worde dagelijks door mijn schoonvader en door veele andere vermaant, ja alle regtgeaarde zijn het op de Beurs van Amsterdam daar in eens, dat ik geen nieuw werk moet aanvangen, voor dat ik weet hoe dat het reets verrigte opgevat word en dat sulkx aan de wereld blijken; te meer dewijl er zonneklaare betoogingen in schrift, reets voor lange, aan sijn Hoogheit, wegens de onvoegelijkheit van het ampt van Examinator der Plans van Finantien, gedaan zijn - - waar van men mij de copie gezonden heeft - - en dat men ten dien opzichten, wat ik ook om de luiden te Amsterdam in gerustheit te brengen schrijven mag, meer en meer in ongerustheit komt, het geen geen kleine krak aan het goede dat ik voor heb geeft, dog dit is buiten mijn schult; was er de eer van zijn Doorlugtigste Hoogheit - - voor wien ik waarlijk hoe langer hoe meer hoogachting en liefde verkrijg - - was er het credit van 't land niet mede gemengt, ik zou deeze dingen niet schrijven, om dat men geen reeden zoude vinden om het zelve verkeert uit te leggen. Ik heb in het aangehaalde geschrift gesprooken van de groote nootzakelijkheit van het ampt van Controlleur Generaal der Finantien, overal onder zo een titel in andere landen in gebruik; ik heb U Hoog Edelheit onder 4 oogen reedenen gezegt die ik niet wel konde schrijven, dog die nog van veel meer belang zijn tot aantoning der nootzakelijkheid van dat ampt; U Hoog Edelheit weet mijn intentie dienaangaande. Mevrouw U suster laat U Hoog Ed. groeten...... |
|