Briefwisseling en aantekeningen. Deel 1
(1934)–Willem Bentinck– Auteursrecht onbekendCCXCII.
| |
[pagina 389]
| |
schuldigt moeten worden, bijaldien wij geen exemplaar van dit werkjeGa naar voetnoot1), behelsende een bondig en waaragtig verhaal van al het geene voor, in en na, mitsgaders ter occasie van, d'electie van sijn Hoogheyt alhier is voorgevallen, mede deelden, te meer daar wij ons tegen alle lasteraars ten opzigte van onse gehoudene conduites van U W. Hooggeb. veel vermogent patrocinium versekert houden, de continuatie daar van en van desselfs genegentheit, die wij ons sullen tragten waardig te maken, uytbiddende, hopende dat deese genomene vrijheijt ons niet kwalijk genomen sal worden. Uw Hoog Edelh. sal bij leesing sonder twijfel hier oft daar wel d'een of d'andere harde uijtdrukking vinden, dog de merites der saak vereijschte sulks, en een koppig paardt moet met stijve stangen en scherpe spooren bereden worden, sal het den ruyter niet meester worden, en voor luijden van taeije humeuren sijn kragtige medicijnen nodig, soo dat niet twijfelen oft wij sullen bij welmeenende verschooninge deswegen vinden, te meer daar wij verpligt sijn geweest in volle dagligt dit alles te brengen, op dat de waereldt overtuygt sou konnen worden, dat met geen schijn van redenen eenige aangevreeve calumnien ons souden konnen worden te laste geleyt, veel min dat ons voornemen en oogmerk uijt particuliere inzigten soude gesprooten sijn, schoon wij hier een harde noot hebben te kraaken gehad. Wij werpen ons dan deswegen in Uw Excellies. armen, en versoeken desselfs gunstige protectie tegens alle wederwaardigheden, die ons souden konnen worden aangedaan, welke wij met des te meer gedult en lijdtsaamheyt sullen verdragen, omdat alle welgeintentioneerde niet in naam maar in der daat alles uyt hoogagting voor sijn Hoogheyt graag willen ondergaan en zig selfs hier uijt een eer maken. Kortom, het staat wat | |
[pagina 390]
| |
staat en valt wat valt, wij sullen nimmermeer in staat sijn onsen dierbaaren Vorst uijt oog en hart te verliesen, terwijl wij Uw Excellie. feliciteren met de gelukkige en voorspoedige bevalling van den jonge Erffprins, over welk blijde evenement de vreugde hier onbeschrijvelijk is, om dat de Borgerije alle verdere verdrukking meent te boven gekomen te sijn. Wij hoopen, dat den Hemel denselven en het Landt in en door hem sal zegenen.
P.S. Terwijl de Hr. Gr. v. BentinckGa naar voetnoot1) in Engeland is, hebben wij de vrijheijt genomen een exemplaar voor Zijn Excell.ie hier bij te voegen, met versoek, dat Uw Hooggeb. deselve dat gelieve te communiceren. |
|