Briefwisseling en aantekeningen. Deel 1
(1934)–Willem Bentinck– Auteursrecht onbekend
[pagina 387]
| |
Rotterdam, 9 Maart 1748.Mijn Heer, Op 't moment van mijn retour raporteerd LoverGa naar voetnoot2), dat deese morge met eenige borgers een beleeft compliment weegens het gelukkige evenement en verlossing van haar Kooninglijke Hoogheyt van een Prins aan Borgemeestere hebben afgelegt en dat de acceptie van voormelde Heeren is geweest: wel wat hebt gijluij weer te seggen; dat sij, Lover en de volgende borgers, hadden gesegt: ‘Ed. H., groot agtbare heere, wij sijn voorneems U E. met de bevallinge van haar Koninglijk Hoogheyt te feliciteeren’; zij lieden naat compliment niets hebbe geantwoord, als alleen de Heer van Schoonhoven, die hun voor haar liefde voort huys van Oranje heeft bedankt. Ik heb gemeent hier van U E. kennis te moete geeve en betuijg in mijn ziel getroffen te zijn over de weynige liefde tot het voormelde soo gewenst en doorlugtig huijs......
P.S. De onvergenoegtheyt is groot onder de burgers; om dat borgemeesters alle vlaggens deese nagt van de toorens en publike gebouwe hebbe afgenoome. |
|