Briefwisseling en aantekeningen. Deel 1
(1934)–Willem Bentinck– Auteursrecht onbekendDen Haag, 29 Augustus 1747Ik hebbe uwe missive van den 7Ga naar voetnoot1) wel ontfangen, daar ik alleen uyt zie dat U.W.E. wel overgekomen is. Ik hoor van ChavannesGa naar voetnoot2) dat alles uytsteekend wel gaat, daar van herte blijde om ben. Ik heb wel gedogt en gesegt dat de onthaal goed zoude zijn en dat als er iemand reusseeren kon, dat het U.W.E. was. De Griffier zal van dag schrijven; hij denkt dat het al geen goud is dat er blinkt; dat S.H. en Sandwich sig te veel vleyen op de dingen van gisteren, en dat zij daar niet zoo gereet zullen zijn om kragtige mesures te neemen als zij in 't begin wel schijnen. Ik schrijf het geen dat ik hoor, zoo als ik belooft hebbe; maar naa mijn opinie - - die ik ligt geeve om | |
[pagina 296]
| |
een beter - - als zij Bergen niet als een hooftzaak aansien, en een doodsteek voor diegeene die dat spel verliest, zoo slaan zij de bal gans mis; houden wij het, dan kunnen wij de Franschen een stoot geeven die haar lang zal heugen, en goedkoop geloov ik; en verliesen wij het, hebben wij geen keus, ons laatste stuyver en droppel bloed most'er aan om ons te weeren; zoo dat in wat voor negotiatie het zij, het swaard in de hand een preliminaire is, sine qua non. De Gen. Smissaert leyt heel slegt aan de koorts te Capelle, ik hoop beter tijding van hem toekomende post te kunnen geven...... |
|