Briefwisseling en aantekeningen. Deel 1
(1934)–Willem Bentinck– Auteursrecht onbekendAmsterdam den 13 July 1741.Hoog Ed. Wel Geboore Heer. .......Hoewel ik het met U.H.E. d'accord ben dat de Koning van Pruysen de grooste zoo niet de eenigste oorzaak van deze troubeles is; ben ik egter van begrip dat men de koningin van Boheemen met dien vorst moet reconcilieeren, al zoude men vrij wat moeten spenderen. Vooreerst om daar door de keyserlijke Kroon in 't huijs van | |
[pagina 29]
| |
Oostenrijk te conserveeren, - - zonder welke het na mijn begrip niet kan staande blijven. - - Ten anderen om dit, en dergelijke onheylen te prevenieeren. Ik apprehendeer zeer de difficultijten en dissentien, die er ontstaan sullen bij de aanstaande promotieGa naar voetnoot1), en zonder welke wij onnut sullen sijn aan onse Vrinden en gemepriseert by onsen Vyanden: Maar de vrage blijft hoe koomen wij daar deur. Nopens het groote point: Wat Partij te kiezen, als het er op aan zal komen, komt mij niet difficiel voor. U.H.E. weet mijn sentiment, en zoo lang men geen wettige reeden van ongenoegen geeft, persisteren ik: dat men met Engelandt een lijn moet trekken: egter zoo niet, dat men als een hond aan een touwtie zouden gaan...... |
|