Den lieffelycken paradys-vogel tot Godt om hoogh vlieghende
(1686)–Daniel Bellemans– Auteursrechtvrij
[pagina 163]
| |
Stemme: Quam Mariam dulcibus ocellis, &c.GOdt mijn liefde klimt naer s'Hemels salen,
Komt ô Sterren uwen Heer inhalen,
Komt ô Sonn' met uwen gulden wagen,
Om mijn liefde naer sijn ryck te dragen;
En ghy lieve Enghels haelt den winnaer al gelijck
Met trompetten, en cornetten
In sijn Hemels Koningh ryck.
2. Al d'oudt Vaders die Godt liefde dragen
Volgen sijnen triomphanten ten wagen,
Laet ons vieren, laet ons maken,
Laet ons herten voor peck tonnen blaken;
Laet den vier pyl schieten van een vierigh gebedt
Naer de schoonste,, hooghste woonste
Van het Hemels cabinet,
3. Wie sal my nu duyve vleughels geven,
Om met mijnen Heer omhoogh te sweven,
| |
[pagina 164]
| |
Hadd'ick vleughels, ick soud wyser wesen
Als de duyf van Noë was voor desen;
Ick en soud' niet weder keeren naer dit aertsche stof,
'k Soud' daer boven,, blyven loven
Mijnen Heer in s'Hemels hof.
Hy en moet niet verr' gaen reysen
Die wilt gaen tot sijnen Heer,
Hy en moet op Godt maer peysen,
Godt en vraegt van ons niet meer
Binnen ons is't Ryck des Heeren
Daer de Heer gevonden wert,
Wildy dan met Godt verkeeren,
Hebt de liefde Godts in't hert
|
|