Davids psalmen
(1733)–Jan van Belle– Auteursrechtvrij
[pagina 368]
| |
Honderd-agt-en-twintigste PSALM; voor Instrumenten. | |
[pagina 369]
| |
Psalm CXXVIII.1.
Welzaalig, ryk van zeegen,
Elk die den Heere vreest,
En wandelt in zyn' wégen!
Gy zult, verheugd van geest,
Den arbeid uwer handen
t' Zaam eeten, en voortaan,
Heilryk, in alle uw' landen
Het u zeer we1 zien gaan.
2.
Uw' huisvrouw, uw behaagen,
Zal, als de wynstok naast
Uw huis, zeer vrugtbaar draagen;
Uw' kind'ren zullen haast
Als planten van olyven
Omringen uwen dis:
Gezeegend zal by blyven
Die recht godvreezend is.
3.
God zal u zeegen geeven
Uit Sion, en gy zult,
Geduurende al uw léven,
Van 't goede u zien vervuld,
Gelyk Jeruz'lem méde;
Gy zult, schoon oud, nog we1
Kindskind'ren zien; de vréde
Zy over Israël.
|
|