Davids psalmen
(1733)–Jan van Belle– Auteursrechtvrij
[pagina 262]
| |
Twee-en-négentigste PSALM; voor Instrumenten. | |
[pagina 263]
| |
Psalm XCII.1.
Tot 's Heeren lof te spreeken,
Met Psalmen, hoogste Heer!
Te zingen tot uwe eer',
Uw' goedheid vroeg te preeken,
's Nagts van uw' trouw' te kweelen,
Zelf met tiensnaarig tuig,
Luit, harp, voordagt gejuich,
Is goed in alle deelen.
2.
Gy bragt my vreugd voor schanden.
Door uwe daaden aan:
'k Zal vreugdetoonen slaan
Om 't werk van uwe handen,
Hoe groot zyn uwe kragten,
O Heer, zo diep in raad!
Geen weetniet die 't verstaat,
Geen dwaas krygt in gedagten,
3.
Dat slegs de boozen groeijen
Als 't kruid, als 't weelig groen,
En zy, die 't onrecht doen,
Maar enkel staan te bloeijen
Om eens met smaad, oneere,
Verdelgd te zyn altyd.
Maar gy, de hoogste, zyt
In eeuwigheid de Heere.
| |
[pagina 264]
| |
4.
Want zie die u bevegten,
Zie uw' partyen aan;
Zy zullen, Heer! vergaan,
De werkers teegen rechten,
Verstrooid, niets meer vermogen:
Maar, dat uw' gunst my blyk',
Gy zult myn' hoorn gelyk
Des eenhoorns hoorn verhoogen:
5.
Ik ben gezalfd, begooten
Met olie, vers en groen.
Ik zal myn oog voldoen
Aan hen, die my, beslooten,
Verspiên aan alle zyden;
'k Zal hooren 't geen aangaat
De werkers van het kwaad,
Die t' zaamen my bestryden.
6.
't Oprecht geslacht der vroomen
Zal als een palmboom staan,
In groei en bloei opgaan
Als Libans Seederboomen.
Die in het huis des Heeren
Geplant zyn, zullen wis
In Gods voorhoven fris
Aangroeijen en vermeêren.
7.
Al zyn ze ook oud van dagen,
Met zilverhair bezet,
Zy zullen, groen en vet,
Volwassen' vrugten draagen.
| |
[pagina 265]
| |
En preeken, vol geleerdheid,
Dat God recht doet, recht gaat:
In hem, myn toeverlaat
En rots, is geen verkeerdheid.
|
|