Davids psalmen
(1733)–Jan van Belle– Auteursrechtvrij
[pagina 235]
| |
Den kop op, smeeden schalke streeken Tot leed uws
volks; zy zyn beraaden Om uw' verborgenen te schaaden.
| |
Drie-en-tagtigste PSALM; voor Instrumenten. | |
Psalm LXXXIII.1.
Zwyg niet, wees niet als doof, o God!
Ei wees niet stil: uws vyands rot
Maakt groot getier; uw' haaters steeken
Den kop op, smeeden schalke streeken
Tot leed uws volks; zy zyn beraaden
Om uw' verborgenen te schaaden.
2.
Zy zeiden: tsa, verdelgt ze al 't zaam;
Doet Isr'el weg, vergeet zyn' naam:
Zy sloegen raad in 't hert, verbonden
Zig teegen u met hand en monden,
Daal Edorns tenten toe verscheenen,
Met Ism'el, Moab, Hagareenen;
| |
[pagina 236]
| |
3.
Met Gebal, Ammon, Amalek,
En Palestine en 't ruim bestek
Van Tyrus, Assur daar beneeven,
Lots kroost ten arm: o straf hen eeven
Als Midians en Sis'raas landen,
Als Jabin zelf, aan Kizons stranden,
4.
Die to Endor zyn gemaakt tot slyk:
Maak hen, hunn' prinsen zelf, gelyk
Met Oreb, Seëb; doe hunn' grooten
Als Seba, Salmuna neêrstooten,
Die zeiden: tsa, nu zonder schroomen
Gods woonsteên ons ten erf genomen.
5.
O God! maak ze als een bol die draait,
Als stopp'len, door den wind verwaaid;
Doe hen als 't vuur ten woude uitbreeken,
Gelyk de vlam 't gebergte ontsteeken;
Uw onweêr tref ze alle oogenblikken;
Uw draaiwind doe hen staâg verschrikken;
6.
Maak hen vol schande, opdat ze, o Heer!
Eens zoeken nor uw' naam en eer;
Beschaam, verschrik ze in eeuwighéden;
Doe hen, schaamrood, vergaan, vertreeden;
Opdat ze, uw' grotten naam ter waarde,
U achten Opperbeer der aarde.
|
|