Davids psalmen
(1733)–Jan van Belle– Auteursrechtvrij
[pagina 109]
| |
Een nieuw gezang geleerd, Dat elk die 't ziet, bekeerd,
Doet hoopen op den Heer.
| |
Veertigste PSALM; voor Instrumenten. | |
Psalm XL.1.
Ik heb den Heere in taai geduld verwagt;
Hy heeft myn roepen en gehuil
Verhoord, en my uit eenen kuil
En modderpoel op vlakken grond gebragt,
Op eenen rots doen treeden,
En vast gemaakt in schreeden;
Hy heeft my, t' zyner eer',
Een nieuw gezang geleerd,
Dat elk die 't ziet, bekeerd,
Doet hoopen op den Heer.
| |
[pagina 110]
| |
2.
Welzaalig man die 't op den Heer laat staan,
En die niet na den trotsaard kykt,
Of hem die tot de leugens wykt!
Gy maak te ons, Heer! zoveel uw' wonderdaân,
Zoveel ook uw' gedagten,
Dat my en elk de kragten
Ontbreeken, om ze wel
Te melden; wat ik poog,
Haar tal is veel to hoog
Dat ik ze navertell'.
3.
Gy had geen lust in eenig offervee,
Spysoffer heeft u niet bekoord;
Myne ooren zyn van u doorboord:
Toen zeide ik: zie hoe snel ik tot u treê;
Myn' komst is hier beneeven
Ter boekrolle aangeschreeven.
Myn lust, o God! ontbrand,
Te doen naer uwen zin,
En uwe wet is in
Myn hert en ingewand:
4.
Ik boodschap aan een' groote schaare uw recht
Vryborstig, ja gy weet, o Heer!
Dat ik het niet bedektlyk leer,
Dat myne tong uw heil en waarheid zegt,
Uw' trouw, weldaadighéden,
Den volke heeft beleeden.
Gy zult u niet ontdoen
Van goedheid jeegens my;
Voeg, Heere! uw' trouw daar by,
Dat ze eeuwig my behoên.
| |
[pagina 111]
| |
5.
Ik ben benerd van kwaaden zonder tal,
Ja (dat ik niet meer zien kon) van
Myn' zonden, die veelmeer zyn dan
Het hair myns hoofds: ei my! 'k bezwyk! ik val!
Haast u, o Heer der Heeren!
Met hulp tot my te keeren;
Bedek met schaamteverf
Die na myn' ziele staan,
Ja dryf hen rugwaarts aan
Wier lust is myn bederf.
6.
Verwoesting strekk' ten schimploon, hen, die my
Bespotten; maar dat ook altyd
De vroomen in u zyn verblyd,
En dus de taal dier heilbeminn'ren zy:
Den Heere, alom gepreezen,
Werde eeuwige eer beweezen.
Ik ben in nood en leed;
By God nogtans bedagt:
O Heere! op wien ik wagt,
Wees tot myn hulp gereed.
|
|