Davids psalmen
(1733)–Jan van Belle– Auteursrechtvrij
[pagina 31]
| |
Twaalfde Psalm; voor Instrumenten. | |
Psalm XII.1.
Behoud, o Heer! daar is geen goedertieren;
De trouwen zyn by 't mensdom dun en schraal.
Van agt'ren vals, van vooren vleijend vieren
Is dubbelherts geveinsde troeteltaal.
2.
De Heer snyde af en 's vleijers laffe lippen
En 's zwetsers tong, die zeggen: ons de baan:
Waar is de Heer die 't onze ons doet ontslippen?
Maar God zegt zelf dat hy doch op zal staan.
3.
Hy zal, om 't leed der lyd'ren, armen-klagten,
Spyt valshert, spoên tot hun behoudenis;
Zyn woord is rein, als zuiver zilver te achten
Dat zévenmaal door 't vuur gelouterd is.
4.
Gy zult ze, o Heer behoeden en bewaaren
Voor dit geslacht tot in alle eeuwigheid.
De boozen gaan rondom met heele schaaren,
Als de ergste guit tot eer word opgeleid.
|
|