Davids psalmen(1733)–Jan van Belle– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 4] [p. 4] Tweede Psalm. Wat woelt en woed het heilloos Heidendom! Wat iedelheid mag volk en volk bedenken! De Koningen en Vorsten raadslaan, om Den Heere en zyn' gezalfden Zoon te krenken. ‘Komt, zeggen ze, laat ons hunn' banden breeken, ‘Hunn' touwen eens van onze halzen slaan; De Hémelvoogd zal lachchen om zulk spreeken, De Heere zal ze, als zot, ten spot doen staan. [pagina 5] [p. 5] Tweede Psalm; voor Instrumenten. Psalm II. 1. Wat woelt en woed het heilloos Heidendom! Wat iedelheid mag volk en volk bedenken! De Koningen en Vorsten raadslaan, om Den Heere en zyn' gezalfden Zoon te krenken. ‘Komt, zeggen ze, laat ons hunn' banden breeken, ‘Hunn' touwen eens van ooze halzen slaan; De Hémelvoogd zal lachchen om zulk spreeken, De Heere zal ze, als zot, ten spot doen staan, 2. Hy zal, in toorn ontsteeken, dat gespuis Door deeze taal doen sidderen en beeven: ‘Ik zalfde doch myn' Koning, over 't huis ‘Van Sion, op myn' heil'gen berg verhéven. Nu zal ik voort van het besluit doen hooren; De Heere, God, heeft zelf tot my gezeid: ‘Gy zyt myn Zoon, op heeden my geboren, ‘Dies eis van my 't geen ik u heb bereid. 3. 'k Zal 't Heidendom en 's aardryks einden, tot [pagina 6] [p. 6] Eene eeuwige bezittinge u doen erven; Gy zult ze ook, als eens pottebakkers pot, Bros aardwerk, slaan met yz'ren staf in scherven. Nu, Koningen! houd deeze les in waarde: Doet al uw doen met ryp en goed beleid; Gods Wetboek strekke, o Richters deezer aarde! Een' tugtboei voor alle ongerechtigheid. 4. Dient God, den Heere, in vreeze, en diep ontzag, En schept in hem, al beevende, uw behaagen; Kust zynen Zoon, opdat hy niet den dag Van zynen toorn, tot uw verderf, doe daagen, Wanneer zyn wraak in 't minst mar zoude ontbranden. Volzaalig is elkeen, die zyn behoud, Niet op de hulp der zwakke mensen handen, Maar op de magt van hem alleen betrouwt! Vorige Volgende