Twee nagelaaten leerredenen
(1790)–Jacobus Bellamy– Auteursrechtvrij
[pagina 33]
| |
Overdenking van het toekomstig oordeel.II. Cor. V. vs. 10. Want wy alle moeten geopenbaard worden voor den Rigterstoel van Christus op dat een iegelyk wegdrage 't geene door het lichaam geschiet, naar dat hy gedaan heeft, - het zy goed, het zy kwaad. De voorstelling der gewigtigste waarheden wordt niet zelden onverschillig aangehoord, om dat zij die niewheid mist, die den wuften, en naar verandering haakenden aart der menschen | |
[pagina 34]
| |
zoo noodzaaklijk geworden is. Men gewent zich, van trap tot trap, zelfs aan de verschriklijkste denkbeelden - tot zoo ver, dat wij, bij het hooren of herinneren van die denkbeelden, niets hooren of denken dan woorden, waarbij wij niets gevoelen. - Een dier waarheden, die door niemand ontkend - en die dagelijks, door duizend bewijzen, bevestigt wordt, is: dat wij allen moeten sterven. De bijzondere betrekkingen van vriend of bloedverwant zijn, nu en dan instaat, om deze waarheid, tot een gewigtig onderwerp van overdenking, te maken: doch onze betrekking, als mensch, heeft dit vermogen maar zeer zelden. Verbeeld u een gansche maatschappij van menschen, Mijne Vrienden aan wie deze waarheid, voor het eerste bekend gemaakt wierd! - Het hart, zelfs van de vroolijksten onder hen, zou wegsmelten van weemoedigheid en angst; en het onderwerp der algemeene gesprekken zou de verkondiging der nieuwe waarheid zijn. Dingen, die wy op eenen afstand, en, als in eenen nevel, zien, maken ook | |
[pagina 35]
| |
al doorgaands een'flaauwen indruk op onzen geest; en, wanneer wij het niet zijn dier dingen van ons belang rekenen, dan vindt het vernuft duizend middelen uit, om de wezenlijke duisterheid nog donkerer - en het naauwlijks zigtbaare voorwerp tot een harssenschim te maken. Een dier dingen, dier gewigtige waarheden, is vervat in de woorden, die ik u zoo even heb voorgelezen.
In het voorige hoofdstuk spreekt Paulus van de voortreflijkheid der Apostolische bediening, en van zijne volstandigheid in het uitoefenen der zelve. In weêrwil van alle die hindernissen en verdrukkingen, die zich verëenigden, om zijnen ijver te ontzenuwen, en den loop der Christelijke leere te stuiten - gevoelt hij meer en meer eene opbeurende kragt, die van dag tot dag vermeerderd wordt, door de beschouwing, en het verzekerd uitzigt, op eene toekomstige heerlijkheid, tegen welke alle rampen van dit leven, als niets, moeten gerekend worden. - ‘Want wij weten, zegt hij, in het begin van | |
[pagina 36]
| |
ons hoofdstuk, dat zoo ons aardsche huis dezes tabernakels zal gebroken worden, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt - maar eeuwig in de hemelen.’Ga naar voetnoot+ Zulk een vooruitzigt van eene aanstaande volmaaktheid, moest natuurlijker wijze de vuurigste begeerte, naar die toekomstige heerlijkheid, in de ziel van Paulus geduurig doen geboren worden. Niet alleen de gevaaren en verdrukkingen, met welke hij te worstelen hadt, deden deze begeerte in hem levendig blijven - de beschouwing zijner zedelijke onvolmaaktheid - zijn onvermogen, om zoo te leven, als de voorschriften der heilige leer, die hij predikte, vorderen - het onuitspreeklijk denkbeeld, van eens, in dien staat der heerlijkheid, de aangenaame vrugten dier gelukkige leer te genieten, en daar, volkomen gezuiverd, geheel en al heilig, eeuwig, bij zijnen God, te leven: - dit alles zal zig verëenigd hebben, om de ziel | |
[pagina 37]
| |
van Paulus te verheffen, en haar, immer vuuriger, naar de naderende onsterflijkheid, te doen hijgen. Deze gevestigde hope - dit vooruitzigt deden hem zijne verpligting niet uit het oog verliezen: ‘wij zijn zeer begeerig, zegt hij, het zij inwoonende, het zij uitwoonende, om hem welbehaaglijk te zijn.’ - ‘Want, wij wallen moete geopenbaard worden voor den rigterstoel van Chrîstus.’- 't Is dus duidelijk, Mijne Vrienden dat de waarheid, die wij ter verhandeling verkozen, hier door Paulus aangevoerd wordt, als een drangrede, om voor God welbehaaglijk te leven, ten einde met gerustheid en blijdschap eens, in dien grooten dag des gerigts, voor den rigterstoel van Christus te verschijnen. -
't Zal niet onvoeglijk zijn, onzen tekst dus te verdeelen: Eerst zullen wij de verzekering van Paulus dat 'er eens een algemeen gerigt zal gehouden worden, wat van nader bij beschouwen; - | |
[pagina 38]
| |
En het tweede gedeelte zal de betragting der redenen zijn, die de schrijver opgeest - Namelijk: tot welk een einde 'er zulk een oordeel zal gehouden worden.
Rigter der waereld! Goddelijke Jezus! ook dit oogenblik - deze beschouwing uwer toekomst, zal, in den dag van uw gerigte, geöpenbaard worden! Een eerbiedige siddering beeft door onze zielen, want wij weeten, dat wij onvolmaakt zijn! Laat uwe liefde dan onze zwakheid bedekken! op dat dit oogenblik ons nimmer een beschuldigende gedagte zij!
* * *
Dat Paulus door het woord allen het gansche menschelijke geslagt verstaat - zal geen bewijs noodig hebben. - niet alleen hij en de andere apostelen - maar alle menschen zullen eens moeten verschijnen, voor den rigterstoel van Christus. | |
[pagina 39]
| |
Schoon hij hier regtstreeks de belijders der Christelijke leere mogte bedoelen: alle menschen, in welke plaatsen en betrekkingen zij wezen mogen, hebben een meerdere of mindere kennis van goed en kwaad: - zij hebben pligten, wier uitoefening of nalatigheid - naar hunne begrippen - wel of kwalijk is - en dit is reeds genoeg, om ons vastelijk te doen gelooven, dat alle menschen onder deze verschijning begrepen zijn.
Deze waarheid was reeds bekend gemaakt door hem, die zelf de rigter zijn zou: de beschrijving, die Jezus van het toekomende gerigte gegeven heeft, is bekend uit 't euangeli van Mattheus.Ga naar voetnoot+ - 't Zal zeker het dartelende vernuft niet moeilijk vallen, om eenige schoonschijnende bewijzen tegen de mogelijkheid van zulk een algemeen oordeel aantevoeren; en dus de beschrijving die 'er de Zaligmaker van geeft, be- | |
[pagina 40]
| |
spottelijk te maken. - Hoe zullen die milioenen menschen, die van den morgenstond der waereld, tot haren laatsten dag toe, in het graf verzameld zijn - hoe zullen die, uit alle gewesten, verzameld worden, en eene plaats vinden, op welke zij allen den rigter der waereld zien zullen en de uitspraak over hun naderend lot hooren?
't Doet weinig ter zaake, Mijne Vrienden te weeten, op welk een wijze dit gedugt gerigt zal gehouden worden, zoo wij anders verzekerd zijn, dat het waarlijk eens zijn zal; en dit leert ons de godlijke openbaaring. Dat deze ontsaglijke verschijning van Christus, met vreeslijke omstandigheden vergezeld zal zijn, is buiten twijffel: de Goddelijke majesteit des verheerlijkten rigters, en het statige en gewigtige einde, waartoe hij komen zal, vorderen dit. De Zoon des menschen zal komen in zyne heerlykheid en alle de heilige Engelen met hem en dan zul hy zitten op den troon zyner heerlykheid.Ga naar voetnoot+ | |
[pagina 41]
| |
dit zijn de eigene woorden van Christus. - 't Zij men, om zich een meer bevattelijk denkbeeld van deze verschijning te maaken, zich voorstelle, dat dit algemeen oordeel een geheele reeks van dagen zal voordduuren - en op verschillende plaatsen gehouden worden: 't zij men, bij het gewoone denkbeeld blijven, en zich die ontsaglijke meenigte, op ééne plaats, voor den troon des rigters, verbeelde: dit blijft immer de hoofdwaarheid: wij allen moeten geopenbaard worden voor den rigterstoel van Christus. - wij allen moeten geöpenbaard - dat is, geheel en al opengelegd worden. Het gansche saamenstel van alle onze gedagten en bedrijven, zal, tot de geringste bijzonderheid, ontdekt worden. De geheimste drijfveêren onzer daaden, wier aanzijn onze eigenliefde, in dit leven, hardnekkig zou weigeren te erkennen: - die drijfveêren, die schandelijk in zich zelve, wel eens een goede daad deden geboren worden - deze, voor menschen, meestal, diep verborgene drijfveêren, zullen blootgelegd wor- | |
[pagina 42]
| |
den. God zal een ieder werk in het gerigte brengen, wet al dat verborgen is, het zy goed, het zy kwaad.Ga naar voetnoot+ Dit was reeds de verzekering van Salomon. Onze daden zijn, met betrekking tot ons zelven, alleen in zoo verre deugdzaam, als zij voordvloeïen uit zuivere beginsels. Herinnert u het geval van Joseph, Mijne Vrienden; de kwaadaartigheid zijner broederen was de middelijke oorzaak van zijn volgend geluk - maar dit geluk was het einde niet, dat zij bedoelden. Gylieden wel hebt het ten kwaade gedagt - doch God heeft het ten goede gedagt!Ga naar voetnoot+ zeide Joseph; en volgens dit oogmerk zullen zij ook geöordeeld worden. - Daaden, die uiterlijk alle de teekenen van wel willenheid en deugd vertoonen, doch voordvloeïende uit geheele andere beginsels, dan die zij, om deugdzaame daaden te zijn, hebben moesten - deze daaden mogen, voor bijzondere menschen - of voor de gansche | |
[pagina 43]
| |
maatschappij, eene wezenlijke nuttigheid hebben - 't is niet naar deze nuttigheid - maar wel volgens de verkeerde bedoelingen, dat de Godlijke regtvaardigheid oordeelen zal.
Deze openbaarmaaking, deze ontwikkeling nu, zal geschieden, voor den rigterstoel van Christus. - God zal den aardbodem regtveerdiglyk oordeelen, door eenen man, dien hy daar toe geordineert heeft, zegt Paulus.Ga naar voetnoot+ - en deze man is Christus.
Hij die zichzelven, voor 't zondige menschdom, in den dood heeft overgegeven: - die de zuivere voorschriften der heilrijkste leere, alom heeft laaten prediken - de zoon van God, maar al te veel, van de belijders zijner leere, miskend - van het ongeloof veragt, en bebespot - van het bijgeloof ontheiligd - maar van de zuivere belijders van zijnen godsdienst | |
[pagina 44]
| |
verheerlijkt en aangebeden - Jezus Christus zal alle de volken der aarde rigten!
Alle menschen, die immer gelegenheid gehadt hebben, om hunnen zedelijken toestand, naar het euangelium van Jezus te verbeteren - zullen naar dit euangelium geöordeeld worden. - 't Staat niet aan ons, Mijne Vrienden om te onderzoeken, hoedanig de toestand dier volken wezen zal, die het heldere licht eener Godlijke openbaaring missende, in eenen donkeren nagt, bij het flaauwe scheemerlicht eener onvolkomene rede, onzeker, daar heenen wandelen: Dit is zeker, dat de Godlijke regtvaardigheid nimmer maaijen zal daar zij niet gezaait heest. Zoo de toestand dier menschen, in dit leven, voor onzen geest een onderwerp van overdenking zijn moet - laat dit niet zijn, om, op een meesteragtigen toon, hun toekomstig lot te bepaalen: De grootheid van ons ongeluk, indien wij waarlijk ons ongeluk gevoelen, is genoeg, om ons behoedzaam te doen zijn tegen zulke vermetele uitspraaken. - | |
[pagina 45]
| |
Wat zoudt gij toch zeggen, Mijne Vrienden wanneer een Zeeman, door een hevigen storm geslingerd wordende - en ieder oogenblik verbrijzeling en dood voor oogen ziende - als deze man zijn roer verliet - en het schip aan de woede van wind en golven overgaf - terwijl hij, met zijne schipgenooten, niets doet, dan bespiegelingen maaken, over eenige schepen, die hij, op een afstand, in zee ziet omzwerven? - Zoudt gij zulk een man niet dwaas noeme, Mijne Vrienden? Neen! Christenen! het onschatbaar geluk eener heilrijke openbaaringe te vergelijken, met de dwaalende onzekerheid dier ongelukkigen - dit moet het doel uwer betragtinge zijn!
Voor den rigterstoel van Christus zal elke belijder zijner leere onderzogt worden, in hoe verre hij, overëenkomstig deze leere, zich gedragen hebbe: zijne verpligtingen zullen hem voor oogen gehouden - en zijne gedragingen 'er mede vergeleken worden. - De maate der uiten inwendige bedeeling, die ieder mensch ver- | |
[pagina 46]
| |
kregen heeft, zal ook, in een' zekeren zin, de maatstaf zijn, waar naar de uitgevoerde daaden zullen afgemeten worden. Nooit vordert de regtvaardige God, van het tedere, zagtmoedige, Lam, de sterkte en den moed van eenen grofgespierden Leeuw. - onzer bestemming - zij zij dan, zoo zij ook wezen moge - waardig te leven - dit is de billijke eisch van onzen Schepper.
Voor dezen rigterstoel, Mijne Vrienden zal onderzogt worden, in hoe verre wij het heil, dat Jezus, door zijnen dood, aangebragt heeft, vuurig gezogt - of al te onzinnig versmaad hebben - Het grootste blijk der dankbaarheid van een' Christen is het aannemen, en genieten dier weldaaden, die hem, door het euangelie, aangeboden werden: iedere miskenning dezer Godlijke genade, zal, in den dag des gerigts, een drukkende beschuldiging zijn. -
't Zou misschien niet overdreven zijn, te | |
[pagina 47]
| |
denke, dat de geheimste daaden en voornemens der menschen, in de bijzondere kringen, tot welke zij eertijds betrekking hadden, zullen bekend gemaakt worden; om dus de Godlijke regtvaardigheid, in haar' volsten luister, aan het menschdom, te vertoonen. - Hoe het ook zij - wij allen moeten eens geöpenbaard worden voor den rigterstoel van Christus!
* * * * * *
Tot welk een einde deze verschijning voor den rigterstoel van Christus zijn zal, zegt ons Paulus: Op dat een iegeyk wegdraage, 't geene door het lichaam geschiet - na dat hy gedaan heeft, het zy goed, het zy kwaad. Hoe bekrompen, hoe eng-beperkt, moet de denkwijze dier menschen zijn, wier uitzigten zich niet verder uitstrekken, dan tot aan het graf! - Hier, Mijne Vrienden in deze weinige oogen- | |
[pagina 48]
| |
blikken onzes levens, is de tijd der volkomene vergelding niet. Het tegengestelde te gelooven zou niets anders zijn, dan een verloochening van Gods oneindige volmaaktheden - en zulk een gevoelen zou, den waaren en edeldenkenden mensch, al dien troost benemen, die geschikt is, om hem, in weêrwil, van duizend tegenheden, op den weg der Christelijke deugd, kloekmoedig te doen voord gaan.
God zal een iegelyk vergelden naar zyne werkenGa naar voetnoot+, zegt Paulus, op eene andere plaats, en dit is ook de zin der woorden, in onzen tekts. Alles, wat in en door het lichaam geschied - alles wat wij, in den tijd onzes levens, gedaan hebben, zal daar, door den rigter, onderzogt, beloond en gestraft worden. Hondert plaatsen der Heilige Schrift getuigen van zulk eene toekomstige vergelding; en, al waaren deze getuigenissen niet zoo menigvuldig: het denkbeeld van | |
[pagina 49]
| |
Gods regtvaardigheid, gevoegd bij eene naauwkeurige beschouwing van den loop der menschelijke bedrijven, dit zou reeds genoeg zijn, om ons te doen vaststellen; dat eens een tijd komen zal, waar in het goede beloond en het kwaade gestraft zal worden.
Men heeft poogen te berekenen, dat ieder mensch, reeds in dit leven, een volkomen belooning of straffe ontfangt: de deugd, zegt men, is zich zelf genoeg - zij brengt haare eigene belooning mede; - daar de ondeugd, in de rampen, die zij zich zelve berokkend, haare straffe vindt.
Indien wij dit gelooven, dan verdwijnen alle uitzigten op een toekomstig leven - onze taak is dan afgedaan, en de eisschen der Godlijke regtvaardigheid zijn bevredigd! - 't Is waar, de deugden en ondeugden der menschen worden, in dit leven, meer beloond en gestraft dan doorgaans wordt opgemerkt; doch de da- | |
[pagina 50]
| |
gelijksche ondervinding leert ons, dat dit niet altijd geschied. En, wanneer wij de belooningen en straffen, in dit leven, eens vergelijken, met de grootheid der deugden en misdaaden, wier vergelding zij zijn; vindt men dan altijd eene billijke evenredigheid? of ziet men niet dikwijls dat snoode euveldaaden, door zeer ligte straffen, worden opgevolgd; en dat de belooningen der deugdzaamen, van zeer veelen, als straffen, zouden beschouwd worden?
Neen! Mijne Vrienden hier, in dit leven, is geen algemeene, volkomene vergelding: Ziet! deze zyn godloos: nogthans hebben zij ruste in de waereld, zy vermenigvuldigen het vermogen.Ga naar voetnoot+ Zoo sprak Asaph, en ieder oplettende zal gelegenheid gehadt hebben, om deze aanmerking bewaarheid te zien - Zoo belooning en straf hier volkomen zijn, dan kan men ook vrijelijk ontkennen, dat immer een onschuldige ter dood ge- | |
[pagina 51]
| |
bragt is: - dat ooit een man, wiens snoodheden zeer menigvuldig waaren, ongestraft, een' zagten en stillen dood gehad heeft. - Van het tegengestelde heeft de ervaaring ons overvloedige bewijzen gegeven. Het lot der waare Christenen, is zelfs, in deze waereld, niet zelden een droevig lot; duizend wederwaardigheden omringen hen; - een geweldige dood was ook wel eens het einde van hun afgefolterd leven: en zou nu, in dit alles, de bewustheid, van wel gehandeld te hebben, de volkomene belooning hunner deugd zijn? - Aan den anderen kant, hoe veele gedugte geweldenaars, wier blijdschap, roof en verwoesting, is; die geen hoogeren wellust kennen, dan het onderdrukken hunner medemenschen - en die ondertusschen, ongestoort voordlevende, eindelijk sterven, met alle teekenen van eer begraven - en door de slaafsche vleiërij hunner afhangelingen als vergood worden - zouden deze pesten van het menschdom reeds genoeg gestraft zijn, wanneer zij, nu en dan, een wroeging, | |
[pagina 52]
| |
in hun geweten, gevoelen, - zich zelven en het gansche menschdom vervloeken? Neen Mijne Vrienden zulk een gedagte zou beledigend zijn, voor God, die, in alle zijne daaden, hoogstregtvaardig is - en die nimmer handelt, dan overëenkomstig zijner volmaaktheid. -
De Jongste dag der waereld, Christenen! - de dag van het algemeene gerigt, zal een licht verspreiden, waar door wij de godlijke regtvaardigheid, in al hare grootheid, aanschouwen zullen! Alle twijffelingen en gezogte afwijkingen, ter vernietiging der leer van een toekomstig leven, zullen, bij het aanbreken van dien dag, verzwinden, als de schaduwen des nagts, voor de komst der zonne!
Een iegelijk zal vergolden worden, naar het geene hij gedaan heeft. De straf en belooning zullen geëvenredigd zijn aan de misdaaden en deugden. Onze bijzondere en algemeene betrekkingen - onze verstandelijke vermogens - onze | |
[pagina 53]
| |
verkregene kundigheden - onze bezittingen - de tijden en omstandigheden, in welke wij geleefd hebben - alle deze dingen zullen bij het straffen of beloonen onzer daaden, zoo veele bezwaarende of verschoonende omstandigheden zijn, naar welke wij ook zullen geöordeeld worden.
Het zal Tyrus en Sidon verdraaglyker zyn, in den dag des oordeels, dan ulieden!Ga naar voetnoot+ dit was de verwijting die Jezus deedt, aan een volk, dat hem miskende; dat, in weêrwil der wonderen, die hij, onder hen, getoont hadt, hardnekkig bleef en zijne leer verägtte. | |
[pagina 54]
| |
Toepassing.Dit zal genoeg zijn, Mijne Vrienden ter verklaaring van mijnen tekst. Laat ons nog eenige oogenblikken besteden, om de voorgestelde waarheid, zoo veel mogelijk, voor ons, nuttig te doen zijn.
* * *
De algemeene verpligting, om deze waarheid steeds levendig, voor den geest, te hebben; en zoo te wandelen, dat wij, met blijdschap, aan het toekomstig oordeel denken kunnen - dit zal het onderwerp onzer eerste betragting zijn.
Hoe oneindig veel, Mijne Vrienden; moet ons tijdelijk leven voor de eeuwigheid beslissen! De weinige dagen, van onze geboorte, tot onzen dood, zijn slegts, als zoo veele oogenblikken, die alleen geschikt zijn, om ons te laaten gevoelen, dat wij aanwezig zijn: van het wel - of kwalijk besteden dezer oogenblikken - hangt | |
[pagina 55]
| |
alles af! - Zoo het graf het einde onzer bestemming ware - welke ongelukkige wezens zouden wij zijn! onze beste genietingen worden meestal afgewisseld, door zulke onäangenaamheden, die onze behoeften vermeerderen, en onze neiging, naar een bestendig geluk, steeds vuuriger doen worden. - Onze zich steeds, meer en meer, uitbreidende begeerten, toonen duidelijk, dat wij, voor eene meerdere volkomenheid, vatbaar - en ongetwijffeld geschikt zijn.
Het enge perk des tijds is te bekrompen voor deze begeerten; hier worden zij, even als een stroom, die geweldig voordbruisschende, over al tegengehouden wordt - tot hij zich eindelijk in eenen ruimen boezem ontlast en ongehinderd voortvloeit - zoo worden onze edelste begeerten geduurig gesluit, tot zij in de eeuwigheid, zich onbelemmerd zullen uitbreiden, en geduurig meerder worden. - Maar zullen wij, in dat toekomstige leven, gelukkig zijn - de grond tot dat geluk moet hier gelegd worden; | |
[pagina 56]
| |
naar maate wij ons hier gedragen hebben, zal ook onze toestand, in het volgende leven, zijn. Wij moeten Gode welbehaaglijk wandelen: wij moeten altijd zoo tragten te handelen, als de Godlijke wil van ons vordert. Voor ons Christenen! is deze wil duidelijk - het heilig euangelie bevat alle die eischen en regelen, naar welke wij ons gedragen moeten - het voorregt dezer openbaaring is zoo wel een bijzonder blijk der Goddelijke goedheid - als een onbegrensde verpligting, om heilig, voor God, te leven. - Maar - dat alles overtreft. Mijne Vrienden deze openbaaring wijst ons den weg aan, om, in weêrwil van het zwakke en gebrekkige onzer beste daaden, de Godlijke regtvaardigheid, met ons, te bevredigen, en hier door het verzekerd uitzigt, op een toekomend geluk, te verkrijgen: Jesus heeft der godlijke geregtigheid genoeg gedaan, en zijn euangelie noodigt - bidt, ons, om dit verworven heil aantenemen en te genieten! Onze nalatigheid in dezen, zal openbaar worden in het Jongste gerigt - en daar haar straf ontvan- | |
[pagina 57]
| |
gen. Wandelt dan, Mijne Vrienden naar de verpligting, die het euangelie op u gelegt heeft. Het grootste genoegen, in dit leven, is een blijmoedig en gerust uitzien naar de toekomst van Jezus - en dit kan niet verkregen worden, dan door eenen waaren Christelijken wandel. - Christenen! hoe gedugt, hoe vreeslijk, is het denkbeeld van een algemeen gerigt! Welk een steeds aanspoorende verpligting, tot eenen heiligen, naauwgezetten, wandel, is deze leer, indien wij haar waarlijk gelooven! Hoe voorzigtig, hoe behoedzaam moeten wij, in alle onze ontwerpen en bedrijven, zijn! kleinigheden worden niet zelden gewigtig: daaden, op zig zelve onschuldig, worden, door bijkomende omstandigheden, al heel dikwijls, de vrugtbaare akkers van allerleije misdrijven. Voorzigtigheid, M.V. is één dier middelen, die meest geschikt zijn, om ons geweeten zuiver - en onzen wandel onberispelijk te houden. Laat ons behoedzaam zijn, in alle onze betrekkingen! Zal ik u, uit de duizenden der tafereelen, | |
[pagina 58]
| |
die de gedagte van het algemeen gerigt, aan onze verbeelding kan vertegenwoordigen - slegts ééne teekening - ééne ruwe schets geven? - Ziet gij dien wanhopenden vader, in het midden zijner weenende en gillende kinderen? Hoe slaat hij zijne verwilderde oogen rondom zich! - Hoe poogt hij het gekerm en geschrei zijner kinderen te ontwijken! Hoort gij dat aaklig geroep zijner zoonen en dogteren? ‘Vader! vader! door u zijn wij thans ongelukkig! gij hebt ons - en uwen pligt vergeten! wij holden als onzinnigen voord, en gij hebt ons niet gegrepen! in onzen vloek zult gij deelen - door u zijn wij ongelukkig geworden!’
't Is zeker, mijne vrienden, dat de opvoeding der kinderen, die groote bron is, waar uit het heil of het nadeel der maatschappij voordvloeit. Toegevendheid en kwaade voorbeelden schieten wortels, in de harten der kinderen, die niet ligt uitgeroeid - in tegendeel, die niet zelden, nog in de harten der kindskinderen gevon- | |
[pagina 59]
| |
den worden. - Vaders! - en gij vooral, beminnelijke moeders! verzuimt - vergeet uwe verpligtinge niet! Dan reeds, wanneer uwe tedere lieveling, in bevalligen onschuld, op uwen schoot staamelt, en gij hem, met al het warme gevoel eener moederlijke liefde, aan uwen boezem drukt - dan reeds begint zijn hart zich te ontsluiten, om de zaaden der deugd te ontvangen: Laat een verkeerde liefde dan nimmer uw verpligting verdringen! - Een geduurig uitzigt, op de toekomst des rigters zal u aanzetten, om uwen pligt, zoo veel mogelijk is, met alle voorzigtigheid, te betragten. Welk een onwaardeerbaar voorregt, in dit gewigtig stuk, zijnen pligt te mogen vervullen - en dus, hier, in, zonder verschrikkinge, te verschijnen, voor den rigterstoel van Christus!
Zou ik van alle bijzondere betrekkingen spreken? - Zou ik den Burger, den Leeraar, den Regent - zou ik elk, in zijne omstandigheden, de noodzaaklijkheid zijner verpligting aanwijzen, om steeds, met een heilige siddering, aan de toe- | |
[pagina 60]
| |
komstige verschijning van Jezus te denken - en volgends deze waarheid te leven? - dit zou, voor mijnen taak, te uitgebreid worden; - en, in de algemeene verpligting van Mensch - van Christen, liggen alle verpligtingen opgesloten.
Met een woord, Menschen! leest, naar de voorschriften van Jezus, zoo - dat gij, wel ver van te vreezen - met een vuurig verlangen, den dag zijner toekomst te gemoet moogt zien!
* * * * * *
Laat ons nu nog iets zeggen, over den troost, die, voor een waaren Christen, in deze leer ligt opgesloten.
De vreeslijkste - de gedugtste aller dagen zal voor u, Christenen, een dag van volkomene blijdschap - van juichende zegepraal zijn! uw Rigter is uw Beschermer - uw Verlosser; hij heeft der Godlijke geregtigheid, voor alle uwe misdrijven, voldaan - en alle uwe goede daa- | |
[pagina 61]
| |
den, zijn als zoo veele geschenken, die zijne liefde u geschonken heeft. - Schijnt het plan van uw leven te ingewikkeld, te duister - komen duizend dingen u onverklaarbaar te voor - schijnt uw lot een hard - een drukkend lot: - doen de onregtvaardigheden der menschen, u dikwijls de grievendste smarten gevoelen - u, in het oogenblik, eener nedergedrukte moedeloosheid, wel eens een wensch uitten - onwaardig aan uw geloof - beledigend voor uwen Verlosser! Christenen! hoe uw lot ook wezen moge, laat geen ondankbaar - geen ongeloovig morren, de plaats eener Christelijke onderwerping vervullen! De dag des oordeels M.V. zal u alles ontdekken! Dan zult gij zien, om welke redenen uw Vader u kastijdde - waarom de kwaadäartige handelingen uwer vijanden niet gestraft - en uwe onschuld niet verdedigd werd. Dan zal uw geheele ziel, doorgloeid van duizend aandoeningen, den regtvaardigen God danken, om dat uw lot, in dit leven, zoo, en niet anders geweest. is. - Welk een vertroosting voor u, | |
[pagina 62]
| |
M.V. Gij zult, met opgeheve hoofde, en met een vrolijk gelaat, de heerlijke toekomst van uwen Verlosser aanschouwen! Een nieuw leven, een onbeschrijflijke kragt, zal u, door de ziel, stroomen; een blijdschap, staadig en eerbiedig, als die der Engelen - zal de aanvang uwer eeuwige blijdschap zijn. Maakt hier eens een tegenstelling, M.V. en beschouwt, in uwe verbeelding, den toestand dier menschen, die het euangelie van Jezus versmaadt - naar de inspraak hunner booze neigingen geleefd - en dus zich zelven verwoest hebben! welk een aaklig toonneel zal de verschijning dier rampzaligen, voor den troon des rigters zijn! - Met een gelaat, waarop de woede en de wanhoop der helle staan uitgedrukt, klimmen zij uit hunne graven, en naderen bevende, voor den rigter der waereld! Duizend verzwaarende, beschuldigende, verdrukkende, denkbeelden dringen zich, op eenmaal, in hunne verschrikte zielen: - hun geweten sprak reeds hun eigen, verschriklijk, vonnis, bij het eerste oogenblik | |
[pagina 63]
| |
hunner ontwaaking! - gillende en vloekende, roepen zij uit, dat God regtvaardig is! - Nog één oogenblik - en het vonnis des Rigters zal hun lot, voor eeuwig beslissen! - Christenen! - ziet uwe broeders en aanbidt! - Helaas! zij zijn verlooren! - voor eeuwig verlooren! - En, gij Christenen! waare, en opregte navolgers van Jezus, gij geniet dan reeds den loon der goddelijke genade, door uwen Verlosser, voor u verworven! - geheel en al vlekkeloos, wordt gij tot eenen kring bestemd, dien gij volkomen vervullen zult! - Heiligheid - in den ruimen zin van het woord - is onze hoogste gelukzaligheid: - een zuivere heiligheid is het waare beeld van onzen Schepper; - Hier was de heiligheid reeds uw doel - maar dan eerst zult gij haar genieten! - Naar de zuiverheid uwer euangelische betragting - naar de vastheid van uw geloof, naar de grootheid uwer liefde, voor onzen gezegenden Verlosser - zal ook de maate uwer zalige volmaaktheid zijn, wanneer gij, uit het graf, in den staat der heerlijkheid zult overgaan! | |
[pagina 64]
| |
Dat dan de voorspoed der godloozen groot zij! - zij hebben ook slegts hun goed in dit leven! en, hoe gering - hoe niets beteekenend is dat leven - een bloem, die in haare outluiking reeds verwelkt, en wier bladen niet bestand zijn, tegen het minste windje. Elke genieting der goederen van dit leven, zal, in den dag van Jezus, een bekragtigend zegel zijn, op het regtvaardig vonnis, dat de Rigter over hen zal uitspreeken. De herinnering aan elke - aan de minste belediging - u en uwen medemenschen aangedaan, zal dan een wroeging in hun geweten zijn, verschrikkelijker dan een vader-of moeder-moorder, in dit leven, gevoelde! - En gij, M.V. zoudt gij tot zulk een prijs - een gelukkiger - een schoonschijnender lot, in dit leven, begeeren?
Christenen! wie gij ook wezen mogt - laat ons dan toch immer tragten, om, voor God, welbehaaglijk te leven - op dat wij eens, zonder verschrikking, mogen verschijnen voor den rigterstoel van Christus! Amen. |