Proeven voor het verstand, den smaak en het hart(1790)–Jacobus Bellamy– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 93] [p. 93] Fillis. Voor Fillis klopt mijn hart alleen; Zij is 't, van al de jonge schoonen, Wier beeld, zoo vol bevalligheên, Altijd in mijne ziel zal woonen! Haar heb ik, in mijn eerste jeugd, Reeds tot mijn hartvriendin verkoren - Nu, door heur wedermin, verheugd, Heb ik haar eeuwig trouw gezworen! Mijn Fillis aangezigt is rond, Heur voorhoofd zagt en hoog verheven; De wellust schijnt, op heuren mond, De min, in haar gezigt, te leven. De lagchjes dart'len af en toe, En spelen, op heur lieve wangen, Tot zij, het dart'lend spelen moê, Als zwijmende, aan heur lipjes, hangen. Heur smagtend oogje wenkt mi' aan, Wanneer ik bedel om een kuschje; En naauw heb ik mijn' last voldaan, Of 't wekt mij weder lustje op lustje. [pagina 94] [p. 94] Als zij me eens, van ter zij, belonkt, En kwijnend lagcht met lodd'rige oogen, Straks lig ik, door de liefde ontvonkt, Op haren boezem neêrgebogen: Dan streelt mijn hand heur zagt gelaat, En daalt, al streelend, zagtjes neder, Tot daar heur minnend hartje staat - o! Dan drukt Fillis mij zoo teder! Dan kusschen, kleeven mond op mond! Dan voel ik haren boezem zwoegen! Dan sterven, in dien blijden stond, Wij schier van louter zielgenoegsen! Dan sluit de min heur oogtjes digt... Hoe lieflijk gloeien dan heur wangen! Ik blijf, met een verrukt gezigt, Al kusschende, aan heur lippen, hangen! Hoe zoet is 't minnen voor de jeugd! De liefde is regt mijn lust en leven! - Maar - Fillis kan alleen de vreugd, En 't leven, aan mijn liefde, geven! 1781. Vorige Volgende