Gezangen mijner jeugd
(1968)–Jacobus Bellamy– Auteursrechtelijk beschermd24. Aan Fillis (41)'k Mogt weêr in dezen avondstond,
Op uwen zagten rozemond,
ô Wellust van mijn leven!
Ga naar voetnoot3
Met ted're kuschjes kleeven.
5[regelnummer]
Naauw was de zilverblanke maan,
Ga naar voetnoot5
Aan 's hemels transsen opgegaan,
Toen mij de reinste weelde,
Bij u, mijn Fillis, streelde.
| |
[pagina 33]
| |
Wij smaakten 't allerzoetste zoet.
10[regelnummer]
De Liefde deedt ons 't jeugdig bloed
Met grooter snelheid vloeïen,
En in onze aders gloeïen.
't Verhitte bloed gaf uw gelaat
Een blos als van den dageraad,
15[regelnummer]
En schonk uw kwijnende oogen
Een goddelijk vermogen.
Gij sloegt uwe armen om mij heên,
Ga naar voetnoot17
En ik omvatte uw schoone leên,
Dus, in elkaar gestrengeld,
20[regelnummer]
Werd ons de ziel verëngeld.
Ga naar voetnoot20
Geef, gulle Liefde, geef mij vaak,
Dat ik het zoet dier vreugde smaak'!
Het zoet, dat gij kunt geeven,
Is 't voedsel van mijn leven.
|
|