Gezangen mijner jeugd
(1968)–Jacobus Bellamy– Auteursrechtelijk beschermd20. De vergeefsche proefonderneming (32) Ga naar voetnoot20.Laatst was ik bij mijn Fillis,
Zij zat een wijl te peinzen,
Maar, in het einde vroeg zij:
‘Weet gij wat of een kuschje is?’
5[regelnummer]
Ik zei: mijn liefste meisje,
Dit is te Philosophiesch;
Een kuschje laat zich voelen,
Doch laat zich niet beschrijven,
Misschien, dat wy het wezen,
10[regelnummer]
Als ook den aart der kuschjes,
Ga naar voetnoot9-10
Door dadelijke proeven,
Ga naar voetnoot11
Wel min of meer ontdekken.
Ik greep haar in mijn armen,
En drukte mijne lippen
15[regelnummer]
Op heur bevallig mondje.
| |
[pagina 27]
| |
Nu kuschten wij elkander
Op allerhande wijzen.
Ik bleef schier onbeweeglijk
Ga naar voetnoot18
Op heure lipjes kleeven.
20[regelnummer]
Doch, na zoo veele proeven,
Was 't ons nog gansch onmooglijk,
Een kuschje te beschrijven.
Ik zei: mijn lieve Fillis,
Wij zullen 't nooit ontdekken! -
25[regelnummer]
‘Wel zeide toen mijn meisje,
Laat gij de hoop reeds vaaren,
Wie weet! zo wij de proeven
Te meermaal weêr hervatten,
Ga naar voetnoot28
Of wij het niet ontdekken!’
Ga naar voetnoot29
|
|