Bibliografie
Het standaardwerk over Bellamy is: J. Aleida Nijland, Leven en
werken van Jacobus Bellamy, Leiden 1917 (2 dln.), monument van onbezweken
ijver, waarin vrijwel alles wat Bellamy schreef naar orde van ontstaan staat
afgedrukt. De eenheid van de diverse bundels werd aan dit principe opgeofferd,
terwijl omgekeerd de gedichten en het proza telkens het eigenlijke
levensverhaal onderbreken. Bij alle overdaad aan biografische details vindt men
betrekkelijk weinig over Bellamy's dichterschap.
Van de oudere literatuur verdient nog vermelding:
- | W.A. Ockerse en A. Kleijn geb. Ockerse, Gedenkzuil op het graf van Jakobus Bellamy, Haarlem 1822. |
- | J. Dyserinck, Ter nagedachtenis van Jacobus Bellamy, Middelburg 1881. |
- | Cd. Busken Huet, Bellamy, en De School van Bellamy,
in: Litterarische Fantasien en Kritieken, XXIV, Haarlem z.j. (1887). |
- | J.P. Hasebroek, Een dichter-album van vóór
honderd jaren. De gedachtenis aan Bellamy en zijne kunstvrienden nog eens
vernieuwd, Amsterdam z.j. (1890); bevat inscripties uit de
‘vriendenrol’ van J.P. Kleyn met geschreven portretten van de
voornaamste auteurs. |
- | J. Aleida Nijland, Jacobus Bellamy als criticus, in De
Gids, 65, IV (1901), p. 452-482. |
- | J. Hoeksma, Jacobus Bellamy, Amsterdam 1903. |
Na de monografie van Mevr. Aleida Nijland verscheen slechts een
gering aantal studies met betrekking tot Bellamy, namelijk:
- | Albert Verwey, Het talent van Bellamy, in: De Beweging, jrg. 1918; herdr. in: Proza, V (1922), p. 7-14. |
- | S. Kalff, Francina Baane, de beminde van Jacobus Bellamy, in: Leven en Werken, 14 (1929), p. 668-675. |
- | H.A. Höweler, Uit de geschiedenis van het Haagsche Dichtgenootschap ‘Kunstliefde Spaart Geen Vlijt’, in Ts.
56 (1937), p. 97-184; speciaal 176 vv., met enkele niet aan Nijland bekende brieven van Bellamy. |