De hele dag ging voorbij in het oplossen van talloze kleinigheden.
Het oliespuitje werd gevonden. Een fijne tekenpen, waarmee de stralenkransen wèl getekend, maar gelukkig nog niet gesloten waren. Een revolver onder Gradus' matras. Hij bleek oorspronkelijk van Heinz von Braun afkomstig te zijn, de assistent-heks! Het ging vlot, want sinds het ogenblik waarop Gradus had ingezien dat hij volledig ontmaskerd was, vertelde hij alles ronduit. Die zaterdagavond was het voor het eerst weer rustig en vredig bij Tommesboer. Franske was weer wat opgeknapt, en met pa en ma en de ‘massa centen’ naar Enschedé vertrokken.
Leo en Otto werkten wat in de stal. Bas Baanders, Fer, Koos en Jenny zaten in de huiskamer bij Tommes en zijn vrouw.
‘Ik zeg je, pas op, lui! Ik spreek geen kwaad van m'n buren, en Mieke Tettering zal dan toevallig deze keer eens niets met Franske te maken gehad hebben, maar toen ik een goeie veertig jaar geleden die tinnen borden kocht op de verko...’
‘Zeg 's, Tommes,’ onderbrak Bas. ‘Zouden we niet een potje pandoeren?’
‘Hm???’ deed Tommes, enigszins beledigd. Maar hij was zó verzot op dat pandoer-kaartspel, dat hij onwillekeurig begon te tellen: ‘Bas, Sien en ik... en... Nee, Gradus is er niet. En jij kunt niet pandoeren, niet Fer? Jammer, dan gaat 't niet door. Je moet met z'n vieren zijn.’
‘Hihihi,’ giechelde Jenny. ‘Fer pandoert altijd helemaal in z'n dooie eentje. Dan maakt ie reuze slagen!’
‘Kom nou, Jenny,’ mopperde Fer. ‘Je moet geen ouwe koeien uit de sloot halen. Deze pandoer-geschiedenis is voorbij, en ik heb helemaal geen zin om...’
Ze luisterden ineens naar het gebrom van een zware motor.
Even later werd er op de achterdeur geklopt.
De boerin ging naar achteren. Vreemde stem. De motor was niet afgezet en bleef brommen.
Sien kwam terug met een vel papier.