‘Nee, nee, nee,’ riep Suzannette bijna gillend. ‘Ik hèb niet gestolen. Ze bedriegen me allemaal. Ik bèn 'n nicht van Sjarel de Vroet. Hij is m'n oom, en ik heb.... ik wou alleen.... maar ik hèb niets gestolen.... ik heb....’
Pim Pandoer gaf de agenten een wenk.
Ze gingen naar Oostkapelle.
Suze moest mee, of ze wilde of niet.
In de twee politieauto's, en in de gehavende Salamander, reed het hele gezelschap daarheen. Rode Spin werd naar het politiebureau teruggebracht. Die hadden ze niet meer nodig.
In Oostkapelle stonden de twee agenten zich nog steeds te vervelen. Ze hielden trouw de wacht, één bij het duinpad, één bij bunker 424-850.
Op verzoek van Pim Pandoer werden er twee fietsen gehuurd. En wéér op verzoek van Pim Pandoer, werd Suze vriendelijk uitgenodigd, samen met ‘Fer’ nog eens het wandelingetje door de duinen te maken. Met de fiets aan de hand.
Over het duinpad, dat sinds die morgen door niemand meer betreden was.
Ze wandelden knusjes naar boven, de fiets aan de hand.
De agenten volgden op enige afstand.
‘Engerd,’ siste de lieve Suze tegen Pim Pandoer.
‘Kat!’ gaf Pim terug.
Toen wendde hij zich tot de agenten.
‘Wilt u even opletten, heren,’ sprak hij. Hij wees op het duinpad.
‘Ziet u de sporen, die wij hier achterlaten? Twee bandsporen van onze fietsen. Maar onze voetstappen zijn tussen de bandsporen in. Juffrouw Van der Aa heeft namelijk de gewoonte, rechts op- en af te stappen. Ziet u?’
De heren knikten, voorlopig nog aarzelend.
‘En kijkt u even vóór ons uit, heren,’ vervolgde Pim Pandoer. ‘Daar ziet u het zelfde bandspoor, met de damesvoetsporen aan