Camera Obscura
(1998)–Nicolaas Beets– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
VerantwoordingIn de editiewetenschap, de discipline die zich bezighoudt met de grondslagen voor het (her)uitgeven van literaire teksten, wordt een drietal mogelijkheden onderscheiden om een tekst beschikbaar te stellen. Aan de ene kant van het spectrum staat de historisch-kritische editie, bestemd voor wetenschappelijk gebruik. Daartegenover staat de zogenaamde leeseditie, die juist beoogt de tekst toegankelijk te maken voor een breder publiek dan vakgenoten alleen. Als derde mogelijkheid is er een tussenvorm: de studie-editie. Deze heeft een bemiddelende functie. Zij is gebaseerd op specialistisch onderzoek maar stelt de resultaten daarvan beschikbaar in een vorm die (nog) niet-vakgenoten niet hoeft af te schrikken. De grenslijnen tussen de verschillende soorten uitgaven zijn overigens niet scherp te trekken. ‘Wetenschappelijk’ zijn alle drie de editietypen in die zin dat de tekst niet is besnoeid of bewerkt, dat verantwoord is welke versie ervan om welke redenen voor de uitgave is gekozen en dat duidelijk wordt gemaakt op welke bronnen de informatie stoelt die wordt gegeven in de inleiding en in de tekstverklaringen.Ga naar voetnoot1 Van de Camera Obscura verscheen tot dusver geen wetenschappelijke editie. Er zagen wel enkele geannoteerde uitgaven het licht maar die voldoen in geen enkel opzicht aan de hierboven geformuleerde eisen. Ze zijn trouwens alle te beschouwen als nazaten van de eerste van toelichtingen voorziene Camera, die in 1920 door J.M. Acket werd bezorgd. Dit was een, op zichzelf zeer verdienstelijke, schooluitgave zonder enige wetenschappelijke pretentie. Die pretentie heeft de hier gepresenteerde Camera Obscura wél. In de hierboven gegeven drieslag kan zij gelden als een synthese van een leeseditie en een studie-editie. Conform de leeseditie is er veel zorg besteed aan het toegankelijk maken van de tekst voor lezers die weinig vertrouwd zijn met de negentiende-eeuwse literatuur. Anderzijds voldoen de inleiding en de aantekeningen aan de eisen die voor een studie-editie gelden. Wij zijn in onze opzet geslaagd als deze uitgave voorziet in de behoeften van geïnteresseerde lezers met en zonder verdergaande wetenschappelijke aspiraties. De editie bestaat uit twee delen. Het eerste deel bevat uitsluitend de tekst van de Camera Obscura, het tweede deel is het commentaardeel. Als grondslag van de tekst is de eenentwintigste druk gekozen, de laatste die | |
[pagina 10]
| |
nog door Nicolaas Beets zelf is verzorgd. Zoals hierna in het hoofdstuk over de drukgeschiedenis zal worden toegelicht bleef de auteur zijn hele leven aan het werk schaven. Tot en met de zevende druk voegde hij nieuwe verhalen en schetsen toe; de ‘definitieve’ Camera was meer dan twee keer zo omvangrijk als de eerste versie. Daarna bleven de ingrepen beperkt tot nieuw gekozen bewoordingen, veranderingen in interpunctie en spelling en het steeds opnieuw uitdelgen van ingeslopen zetfouten. Ook de eenentwintigste druk is nog door de toen vijfentachtigjarige Beets intensief bewerkt. De interpunctie werd op tal van plaatsen gewijzigd en ook de spelling werd enigszins bijgesteld. Zo verwijderde hij tamelijk consequent de verbindings-n uit samenstellingen. En verder werden enkele woorden vervangen door andere; zo moest, na zestig jaar trouwe dienst, ‘hydrogenium’ (in ‘Varen en rijden’) het veld ruimen voor ‘stankgas’. Van deze eenentwintigste druk, de ‘Ausgabe letzter Hand’ dus, zijn de correctieproeven bewaard gebleven.Ga naar voetnoot1 In de paar gevallen waarin de drukker verzuimd heeft een door Beets aangegeven correctie uit te voeren, is de tekst alsnog conform de wens van de auteur hersteld. Deze ingrepen zijn verantwoord in een als bijlage opgenomen lijst met editeursingrepen. Verder zijn zetfouten verbeterd en een aantal typografische aanpassingen aangebracht. Ook die zijn in deze lijst opgenomen.
Tot zover de tekstverantwoording. Het tweede deel bevat alle commentaar. Allereerst is er de Inleiding, waarin de auteur, de totstandkoming van de Camera en een internationale situering van het werk, de receptiegeschiedenis en de drukgeschiedenis worden belicht, en waaraan een bijlage is toegevoegd met een bibliografie van alle tot dusver verschenen Nederlandstalige uitgaven van de Camera Obscura. Na de Inleiding volgen de aantekeningen bij de tekst van de Camera. De verwijzing wordt gegeven door middel van het pagina- en het regelnummer. De woordverklaring is gebaseerd op het Woordenboek der Nederlandsche taal. Bij de overige toelichtingen is de gebruikte bron in beginsel steeds verantwoord. Dit is alleen niet gebeurd wanneer de informatie afkomstig is uit voor de hand liggende bronnen als encyclopedische werken, historische overzichten en standaardwerken op terreinen als bijvoorbeeld de mode en het onderwijs. In plaats van deze titels steeds opnieuw te noemen hebben we ze bijeengebracht in een ‘standaardlijst’. Deze standaardlijst is afzonderlijk opgenomen vooraan in de lijst van geraadpleegde literatuur. | |
[pagina 11]
| |
De verhalen en schetsen hebben elk hun eigen, afzonderlijke annotaties gekregen. In voorkomende gevallen worden dus tekstverklaringen die al bij een eerder stuk zijn gegeven, herhaald. Binnen een verhaal wordt een woord slechts eenmaal geannoteerd, tenzij de eerder gegeven verklaring op de nieuwe plaats niet van toepassing is. Annoteren houdt altijd een element van schipperen: wat voor de een vanzelfsprekend is moet aan de ander worden uitgelegd. Een hedendaagse lezer van de Camera heeft, zo verwachten wij, geen behoefte aan al te opdringerige begeleiding. We hebben daarom geen woorden opgenomen die als nog gangbaar zijn opgenomen in beknopte woordenboeken van het hedendaagse Nederlands. Bijbelcitaten zijn als zodanig aangewezen; in de annotaties zelf zijn ze opgenomen conform de tekst van de Statenvertaling. Bij citaten uit en verwijzingen naar andere werken is zoveel mogelijk verwezen naar de laatste editie van het betreffende werk vóór het verschijnen van de Camera. Een uitzondering op deze regel vormen werken waarvan een moderne standaardeditie beschikbaar is. Woorden en passages in een andere vreemde taal dan het Engels zijn van een vertaling voorzien. Een apart woord moet tenslotte worden gewijd aan de annotaties die Hildebrand zelf al heeft gegeven. In 1887 publiceerde Beets onder zijn vroegere pseudoniem een werk getiteld Na vijftig jaar. Noodige en overbodige ophelderingen van de Camera Obscura. Hierin geeft hij toelichtingen bij woorden en situaties die in de loop van de tussenliggende halve eeuw hun vanzelfsprekendheid hadden verloren. Het boek bestaat uit een achttal thematische hoofdstukken en wordt afgesloten met een alfabetisch register. Omdat Na vijftig jaar een schat aan informatie bevat en bovendien na 1888 nooit meer is herdrukt, is het werk hier in deel 2, achter de annotaties, integraal opgenomen. Het betreft de tweede, geheel herziene druk van 1888. Deze is in zoverre aangepast dat waar Hildebrand in zijn register verwijst naar de zestiende druk van de Camera, hier uiteraard de corresponderende plaats in deel 1 wordt gegeven, en dat in de verwijzingen binnen de tekst zelf de paginering is aangepast. We zijn niet zover gegaan ook Na vijftig jaar van annotaties te voorzien, al zouden die, na nog weer eens honderd jaar, op sommige plaatsen allicht welkom zijn. De schatplichtigheid van de huidige annotatoren aan Na vijftig jaar plaatste hen voor het probleem van de doorverwijzing. In veel gevallen is de door Hildebrand zelf gegeven toelichting overgenomen of verwerkt. Het heeft dan weinig zin de lezer daar nog eens naartoe te sturen. Maar het komt ook voor dat Na vijftig jaar extra informatie geeft die weliswaar niet nodig is voor een juist begrip van de tekst (en dus in de annotatie achterwege kan blijven) maar toch te aardig is om er niet op te attenderen. In die gevallen | |
[pagina 12]
| |
waarin Na vijftig jaar substantieel meer toelichting geeft, wordt dit aangegeven met ‘zie ook nvj’ en het betreffende paginanummer. Wanneer Hilde-brands toelichting volledig is verwerkt of geen meerwaarde bezit, wordt volstaan met de toevoeging ‘nvj’. |
|