Winterloof. Late gedichten 1884-1887(1887)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 137] [p. 137] Pijn. Naar het Engelsch. Mijn al te trouwe makker, Pijn! 'k Wil eens vertrouwlijk met u spreken. Altijd wilt gij de meester zijn: Geef nu eens van wat heuschheid teeken. Ik had zoo graag een klaar bescheid: Waarom gij 't menschdom toch kwaamt kwellen; Drukte u de last der eenzaamheid, En kondt gij 't zonder ons niet stellen? Of hebt gij 't echt tirrannenhart, Zoodat gij lust schept in verdrukken, En u verkneukelt in de smart Van die gij goedvindt te onderjukken? Waarom mij 't kranke brein geplaagd Met folteringen, niet te stillen; Mij 't koortsig bloed naar 't hoofd gejaagd, En elke zenuwsnaar doen trillen? [pagina 138] [p. 138] Houdt gij van oogen, dof en mat? Van beurtlings bleeke en gloênde wangen? Van handen, beevrig, slap en nat, Die 'k lustloos naast mij neer laat hangen? Of doe 'k u mooglijk onrecht aan, En is 't uw roeping, om de bloeden, Die uw mishandling ondergaan, Voor erger onheil te behoeden? Beschermt gij ook door leed te doen? Wilt gij door lijden ons bewaren Voor jamm'ren, die wij niet vermoên, Voor doodlijk dreigende gevaren? En komt er nog een dag misschien, Waarop ik in uw vreeslijk wezen Geen loutre wreedheid meer zal zien, Maar welgemeende goedheid lezen? Kus ik uw hand dan welgemoed? Wordt dan met dank door mij beleden: ‘Uw wegen waren alle goed, Hoe ruw ook schijnbaar al uw treden’? Mij dunkt, ik zie u: Dun en schraal, Maar als tot kracht en duur geschapen, De trekken hard, de wangen vaal, De haren ordloos om de slapen. Ik hoor niet dat gij nadertreedt, Maar aan uw greep is geen ontspringen; Ik voel uw vingren, dor en heet, De mijne omknellen en verwringen. [pagina 139] [p. 139] Maar trekt uw hand mij dichter bij: Ik zie in die diepliggende oogen Een schat van liefde en mededoogen.... Gewis! een zegen brengt gij mij. Zoo zong een grijsaard, gansch gezond van lijf en leden, Een deerniswaarde na, door lichaamsleed bezwaard; Maar roemt met dubblen dank Diens goedertierenheden, Door wien dit middel tot zijn heil, hem bleef gespaard. Maart 1887. Vorige Volgende