Winterloof. Late gedichten 1884-1887(1887)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] Veenrook. Gelukkig land, met geen Samoem bekend, Siroco noch Mistral, die de almacht zendt, Zoo 't ook den Veenrook miste, dien zijn buren Van jaar tot jaar zijn grenzen over sturen; Juist als de Mei haar vollen horen stort. Dan zwijgt het vooglenlied; de hof verdort; De zwarte-vlieg verknaagt de boomgaardvruchten Reeds in de kiem; nog zwakke kranken duchten (Zij hoopten maanden lang van 't voorjaarsweer Verbeetring van hun toestand) wederkeer Van hoest of kramp; gezonden voelen de oogen Ontstoken, 't hart beklemd, de huid verdrogen; En ik, ik acht de vraag niet ongepast: Zijn daar geen wetten tegen overlast? Mei 1886. Vorige Volgende