Leiden, vrijdag 6 mei 1836
Leiden
6 Mei.
Presentexemplaar van de Gedichten van
J.J.L. ten Kate
Ga naar voetnoot1037 een vijftienjarige knaap die een
verwonderlijken dichterlijken aanleg heeft, en veel taalkennis schijnt te
bezitten.
|
-
voetnoot1037
- Jan Jacob Lodewijk ten Kate (1819-1889).
Dominee en dichter. Predikant te Marken 1845, Almkerk 1847, Middelburg 1850,
Amsterdam 1860. Zijn eerste bundel, Gedichten, verscheen
in 1836. Het presentexemplaar dat hij Beets stuurde ging vergezeld van de
volgende brief, gedateerd 19 april 1836: ‘WelEdel Heer! Sedert langen tijd
zag ik (doch vruchtloos) naar eene gunstige gelegenheid uit, om den dichter
van den Jose, den Kuser en de Ode aan het Noorden, mijne ongeveinsde en
oprechte hoogachting te betuigen; thands heb ik tot mijn genoegen die
gelegenheid eindelijk mogen vinden: - Ik heb namelijk de eer UWEd. een
exemplaar aan te bieden van mijne dichtstukjens over 't verloopen jaar,
welke dezer dagen alhier 't licht zullen zien; en verzoek U niet te willen
zien op de waardy der gift, (deze toch, hoe diep gevoele ik dit, is zeer
luttel) maar wel op de gevoelens, waarmede zy u aangeboden wordt, en,
waarlijk dezen zijn zuiver en ongehuicheld, en het is met warme bewondering
voor uwe talenten, dat ik het waag UWEd. mijne lenteknopjens onder 't oog te
brengen,
gelukkig zoo er één, uw' opslag waard te noemen, in 't
midden van den hoop in 't blinkende onkruid speelt (als Bilderdijk ergens
zegt.) Ik verklaar U ronduit, dat ik hartelijk wensch, kennis met UWEd. te
maken, en hoop dat dit weldra het geval zal mogen zijn, intusschen geloof my
na vriendelijke groeten: Weledel Heer! UWEdDwDienaar J.J.L. ten Kate.’ (UBL
Ltk Beets Correspondentie).
|