Het dagboek van de student Nicolaas Beets, 1833-1836
(1983)–Nicolaas Beets– Auteursrechtelijk beschermdLeiden, maandag 27 april 1835Leiden 27 April. Mij bij Prof. SiegenbeekGa naar voetnoot635 aangemeld ter verkrijging van mijn testimonium. S. Wat was Uwe bedoeling, mijnheer? B. Professor, ik neem de vrijheid u lastig te komen vallen om een testimonium van uw college over den Hollandschen stijl, in 't vorig jaar door mij gehouden. S. U gaat over tot....? B. Tot de theologie, Professor! S. (Zitten gaande en de pen indoopende). Uw naam, als ik u verzoeken mag. B. Beets, Professor! S. (Roodwordende) Ik heb u niet veel gezien, mijnheer! B. Van tijd tot tijd nog al eens, Professor! S. Maar, mijnheer heeft reeds verscheiden malen getoond dat hij al zóoveel wist, dat hij mijne lessen niet van noode had! (Hij begon te schrijven) Uit onderscheidene proeven heb ik gezien dat U 't zelf reeds beter weet dan ik, en wat zou U dan aan mijne lessen gehad hebben? Uw voornaam, mijnheer? B.N. Professor! S. (Altijd schrijvende) Ten minsten, indien de stukken van U zijn, die aan u toegeschreven worden, dan heeft de Schrijver getoond dat hij vele dingen beter wist dan (met verheffing van stem) de kundigste en beroemdste mannen, en hoe zou hij het dan niet beter weten dan ik? Vooral heeft zulks plaats gehad in het laatste stuk, de Maskerade. Pauze, waarin de professor een antwoord scheen te wachten. In de Letterbode heeft men den Schrijver - evenwel ik niet, dan kan ik u ondertusschen zeggen - dit een en ander onder 't oog gebracht. (Pauze). Ik hoop dat de Schrijver dit ter harte zal nemen. (Ik telde mijne Drie Tientjes neer). Is het niet de 27ste vandaag? B. Juist zoo, Professor. | |
[pagina 158]
| |
Het testimonium was gereed. (Juvenem praestantissimum N. Beets meis de stilo Belgico scholis attente et modeste adfuisse testor).Ga naar voetnoot636 S. Uw zuster gaat, geloof ik, huwen met mijnheer Bohn, nietwaar, mijnheer? B. O ja, Professor. Hij gaf mij het testimonium over. B. Professor, ik dank U, en heb de eer Uw dienaar te zijn. (Nederige buiging). Mijn wedervaren mededeelende, vernam ik, dat de goede Sieg. zich wat in de Maskerade gezegd wordt van den ‘Genius van Hollandsch Letterkonde’ persoonlijk als op hem doelende had aangetrokken.Ga naar voetnoot637 |
|