Het dagboek van de student Nicolaas Beets, 1833-1836
(1983)–Nicolaas Beets– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 136]
| |
Haarlem, donderdag 15 januari 1835Haarlem 15 Januari. donderdag. Bezoek aan den dichter Jan van Walré ;Ga naar voetnoot518 ik vind hem oud, maar steeds een dichter. Walré weet u de illusies te laten, die gij van een Dichter hebt. Nogmaals dank en lof voor mijn Jose , en de wijze waarop ik hem dien had toe doen komen. Ter sprake kwamen zijne en mijne stukjes in den Muzen-Almanak .Ga naar voetnoot519 Hij kon zich de mijne evenwel niet meer herinneren, maar wist dat hij ze met veel genoegen had gelezen. Hij heeft zegt hij in 't minst geen memorie meer. Hij kwam op Bilderdijk . ‘Wanneer ik bij hem zat,’ zeide hij onder anderen, heb ik menigmaal gedacht, hoe is het mogelijk dat zulke een man zoo veel vijanden heeft, hij was de verdraagzaamste, de zachtste, de beminnelijkste, de beleefdste man, dien ik gekend heb. Ik voor mij zou durven beweren dat het overmatig gebruik van opium,Ga naar voetnoot520 waaraan hij zich gewend had, dikwijls veel heeft toegebracht tot het caustiqueGa naar voetnoot521 van zijn stijl. Ik heb hem, niet éens, maar meermalen in een zeker soort van delirium gezien, dat ik aan niet anders toeschreef. Hij verbeeldde zich dan, in den omtrek der Groote Kerk, waar zijn huisGa naar voetnoot522 op uitzag, lichten, schimmen, en allerlei wonderlijkheden te zien.’ Voorts deelde hij mij mede dat hij nog een laatste toon uit de lier gelokt had, ter vereeuwiging van zijn vriend Loots , en dat gedichtGa naar voetnoot523 voor het gedenkstukGa naar voetnoot524 door Van der HeyGa naar voetnoot525 voor hem opterichten had, bestemd Dit moest ik echter, ik weet niet waarom, ‘diep geheim houden’.. Bij 't vertrek schudde de grijsaard mij recht hartelijk de hand. ‘Vaarwel!’, zeide hij, ‘Ga voort op den aangenamen en roemrijken weg der kunst, en vergeet mij niet.’ 's Avonds Concert.Ga naar voetnoot526 Mejuffrouw Carels zong drie aria's, een Hoogduitsche, een Fransche, en een Italiaansche. Zij ziet er lief uit. Ik dacht aan Potgieters ‘Zan- | |
[pagina 137]
| |
geres’.Ga naar voetnoot527 Zij zat daar, op de voorste rij stoelen vóór 't orkest. De dames zouden zich geinfecteerd beschouwd hebben, zoo zij naast haar hadden plaats genomen. Zij bleef daar alleen, niet dan ledige stoelen ter wederzijden. Ook geen enkel heer, die haar eenige attentie bewees. Niemand had den moed of den lust haar iets aangenaams te komen zeggen over haar zang. Is dit de positie der Kunst in het midden der Beschaving? - Deerniswaardige Zangeres! Gelukkiger dan zij gewierd mij in de pauze uit den mond eener schoone een zeer vleiend woord over mijn gedichten in den Muzen Almanak , maar ocharme, hoe viel ik uit mijn koets, toen zij vervolgens, met niet minder ophef, van de ergste prullen in dat bundeltje gewaagde. |
|