Het dagboek van de student Nicolaas Beets, 1833-1836
(1983)–Nicolaas Beets– Auteursrechtelijk beschermdAmsterdam, donderdag 8 januari 1835Amsterdam 8 Januari. Westerman en daarna Immerzeel bezocht. Potgieter zeide gisteren: ‘Westerman heeft iets laags en Immerzeel iets gemeens.’ Voor zijne rekening! maar, zeker, de eerste heeft iets kruiperigs. Hij durft mij mijne Vertalingen van Byron , die ik hem heb aangeboden niet teruggegeven, en hij durft ze niet drukken ook. Hij weigert niet, maar begeert slepende te houden. Immerzeel onderhoudt mij op een vrij platten toon over het succes van Jose en over den Muzen Almanak . De laatste is dit jaar bitter slecht, maar hij vindt hem uitmuntend goed. Van Jose had hij 500 exemplaren opgelegd, en denkt wel dat er in 't voorjaar een 2de druk zal komen.Ga naar voetnoot457 Ook zal hij de kopij buiten de verkooping van zijn fonds houden onder voorwendsel dat zij 't eigendom van den Auteur gebleven is. Wel vrindelijk! Den avond bij Heye . Ik verzoek hem iets van zijn dichtwerk te mogen hooren. ‘Gij kent’, zeide hij, ‘het beste; mijne “Vragen” uit den Muzen Alm.Ga naar voetnoot458 en de kleinigheden in de Muzen .Ga naar voetnoot459 Wat ik vroeger schreef heeft weinig waarde. Ik zal u evenwel nog 't een en ander voorlezen. Weet gij wat het geval is? Ik heb deze verzen schrijvende altijd aan het publiek gedacht, & daar ik oordeelde dat dit niet in het minst met mijne persoonlijke wederwaardigheden te maken had, heb ik altijd gevreesd subjectief te blijven; ik heb om der publieks wille objectief willen zijn. Daar is dus in | |
[pagina 126]
| |
vele van de stukken die gij hooren zult, iets van mijn lot, van mijn hart, van mijne ondervindingen, maar altijd slechts ten halve en vermomd. Daarom hindert mij de herlezing van dit alles. 't Verzet mij uit mijn waren toestand. Ik had als gij moeten doen en subjectief blijven’. Volgde de voorlezing. Er was veel schoons onder. Doch over 't geheel, wat de kunst belangt, kwamen de stukjes mij eenigszins zwak voor. Wij spraken over het lot van de Muzen . Hij vreesde voor het voortdurend bestaan. Hij zelf heeft het als arts machtig druk. Aan Drost ‘dien jeugdigen van Effen onzer eeuw’,Ga naar voetnoot460 is machtig veel verloren. Potgieter en Bakhuyzen verdriet het zoo geheel belangeloos te werken. En daarbij komt de stilstand in onze Letterkunde die de Kritiek leeg doet zitten. Prullen komen er dagelijks genoeg uit, maar de Redactie van de Muzen verwaardigt zich niet ze aan te zien. Schrijf toch’, riep Heye mij wanhopig toe ‘lieve vriend, schrijf toch in 't Hemelsnaam een boek, opdat wij weer wat te recenseeren hebben. Op dit oogenblik is er niets. Wat zullen wij aanvangen? De tijd gaat onverbiddelijk voort. 1o Februari moet er weer een nommer gereed zijnGa naar voetnoot461 A book, a book! my kingdom for a book!Ga naar voetnoot462 |
|