Het dagboek van de student Nicolaas Beets, 1833-1836
(1983)–Nicolaas Beets– Auteursrechtelijk beschermdLeiden, maandag 10 november 1834Leiden 10 November. Brief van HeyeGa naar voetnoot407 De laatste dagen en het uiteinde van Drost, met het geschenk van een zijner brieven aan hem, tot een aandenken.Ga naar voetnoot408 Voorts over de Muzen, en de daarin voorkomende Beoordeeling van Jose.Ga naar voetnoot409 Door Bakhuyzen maar door H. niet onjuist ‘onze’ genoemd. Zie hier wat van den Brink zoo onderteekende hij zich liefst, mij den 22. Oct. 11. schreef: ‘Hartelijk zeg ik u dank voor den mij gezonden Jose. Het genoegen eenmaal bij de voorlezing door mij genoten verminderde niet bij de herhaalde lezing. Tot schande echter mijner vroegere onoplettendheid moet ik erkennen niet zeker te weten, welke de door u vermelde nieuwe invoegselen zijn. Nogmaals het geheel is mij uitstekend bevallen. Doch nu moet ik u bezighouden met de Recensie, die gij van uw werk in het volgend Nommer der Muzen zult gedrukt zien. Uw Jose was langen tijd het onderwerp van gesprek in onze clubGa naar voetnoot410 doch (entre nous) niet alle dachten even gunstig over de enkelde gedeelten als ik. Intusschen was bepaald dat ik er eene Recensie van voor de Muzen zou leveren. Ik maakte dezelve met nog al vrij wat vooringenomenheid voor uw gedicht; doch deze gaf op nieuw aanleiding tot debatten. De hoofdzaken en hoofdresultaten daarvan heb ik toen in eene nader omgewerkte recensie van uw stuk opgenomen, daar ik toch begreep dat u de waarheid het liefst zou zijn en wij die kleine opoffering onzer subjectiviteit aan het hoofddoel der Muzen verschuldigd waren. Beschroomd en zedig zal mijne en onze crisis zich met den eersten der volgende maand aan uwe epicrisis komen onderwerpen.’ | |
[pagina 114]
| |
Den Weledelen Heere N. Beets 9 Nov. 1834
Juist zettede ik mij neder om U te schrijven, mijn waarde, toen 'k uwen brief ontving en door dezelve opnieuw de geheele uitgestrektheid van ons verlies gevoelde. O! hij was groot en goed onzen Vriend! Ik zelve ben ongesteld, was het reeds een dag voor den dood van Drost en heb hem dus dien laatsten dag niet gezien; des avond's had ik mijn knecht gezonden om naar zijn welstand te vernemen en 't berigt ontvangen, dat hij redelijk was; des ochtend's na mijn ontwaken uit een koortsigen en afgebroken slaap, zegt men mij dat er een boodschap van den Hr. Dr.Ga naar voetnoot411 is en dat zijn zoon overleden is. 'k behoef U mijn toestand niet te schilderen. - De laatste dagen voor zijnen dood, was hij gedurig koortsende en verminderde zigtbaar in kragten; zijn geest echter bleef helder, zeer helder; hij ontveinsde zich zelven zijnen toestand, vermeed met angstigen zorg elken schijn van kwalijkbevinden of gaf er namen en uitleggingen aan die de gedachten aan teering of borstziekte moesten afwenden en was in blijkbare en onaangename spanning wanneer men hem omtrent zijne gezondheid ondervroeg: niets liever echter deed hij dan spreken over goede menschen en goede boeken en wanneer ik bij hem zat en dat vuur, die levendigheid, die scherpzinnigheid, dat zuivere gevoel en daarbij die vermagerde gelaatstrekken dat ingezonken oog, die vooruitstekende wangbeenderen, die doodsbleeke geelachtige kleur zag, dan mijn Vriend moest ik dikmaals een onwillekeurig opstijgende traan wegpinken en achter een glimlach de zenuwachtige beweging mijner gelaatstrekken verbergen. Zijne goede moederGa naar voetnoot412 vroeg mij dikmaals of wij hem met zijnen toestand bekend zouden maken; doch voor zoover mijn stem gold, was ik er tegen; waarom hem toch die weinige kalme uren die hem nog over schoten, waarom ze hem te ontrooven? en toch! thans weet ik niet wat beter geweest ware! doch wie kon voorzien, dat het zóó spoedig, zoo vreeslijk spoedig met hem voorbij zoude zijn. - Woensdag avond was hij nog een oogenblik op geweest om aan tafel het avondeten te gebruiken, kleedde zich daarna zelve uit, doch klaagde zich nederleggende over een gevoel van warmte in zijne borst; zijne moeder wilde er nog een doek met Eau de Cologne en water opleggen, doch hij strekte zich uit, gaf een paar snikjes en was niet meer. - Waarschijnlijk is eene inwendige bloedstorting de oorzaak van zijnen dood. - Zijne familie is, om het zoo uit te drukken, verpletterd. Zijne moeder is, zoo ik hoor, want ik heb mijn kamer sints nog niet verlaten, na eenige oogenblikken van vreesselijke overspanning thans geheel uitgeput en dof; zijn vader een goed en de- | |
[pagina 115]
| |
gelijk maar eenvoudig mensch, innig bedroefd, de tranen biggelen hem telkens langs de wangen; zijn meisjeGa naar voetnoot413 is kalm, kalm als de dood, bleek als de dood! haar schemert soms echter die avondgloed op de marmerwitte wangen waarop, gelijk ik vrees, de nacht volgt. - Ach! hij is dood den vriend mijner jeugd!
'k heb steeds o God aan U geloofd
Maar toch het valt mij zwaar te dragen.Ga naar voetnoot414
Hoeveel daalt er met hem in den kouden schoot der aarde;
hoeveel schoons, hoeveel groots, hoeveel goeds.
an union of all that enriches life's hour!Ga naar voetnoot415
Dinsdag wordt hij begraven. Zijne stoffelijke overblijfselen zullen te Muiderberg aan het strand der zee rusten;Ga naar voetnoot416 indien mijne gezondheid het mij toelaat zal ik zijn lijk vergezellen en hem het jongste vaarwel toeroepen. 't is een treurige plicht maar dezelve zal weldadig voor mij zijn: mijn hart heeft er behoefte aan de duistere gevoelens, gewaarwordingen en gedachten, die er in rond woelen lucht te geven. Moet ik hem betreuren? Moet ik hem benijden? O! het genie is maar al te dikwijls het merk des doods 't geen de Natuur op hare schoonste voortbrengselen drukt. Dieu d'un souffle brulant avait formé son ame
Don fatal!Ga naar voetnoot417
Maar hoe het zij; wij hebben hem verloren, wij die hem gekend hebben en not a heart that e'er knew him, but mourns
Deep, deep over the grave, where such glory is shrin'd.Ga naar voetnoot418 -
Doch vergeef mij dat ik thans zwijge! 'k heb zooveel in mij was aan U uw verlangen voldaan en ik voeg er gewillig bij dat ik U des te meer liefheb omdat ge mijnen Drost zoo lief hebt gehad. Hedenmiddag zet ik dezen voort. Vaar tot zoo lang wel. Des Namiddags. - Ik ben thans iets kalmer mijn waarde Vriend. Waarlijk, in lang heeft niets mijne vezelen zoozeer geschokt; ik heb veel verdriet gehad en het zoo ik geloof mannelijk en krachtig doorgestaan, doch dit was mij te sterk. Maar het is mij eene schoone en groote troost, dat ik zijne wenschen tot de mijne zal maken dat ik zijne zucht voor het Vaderland en deszelfs letterkunde zal pogen te verwezen- | |
[pagina 116]
| |
lijken. Nog zie ik hem! met welk eene geestdrift hij tot mijne lang gekoesterde plannen toetrad en mij beloofde te helpen en in alles te deelen. De Muzen zullen eenmaal de Hemel geve het den tempel zijns Roems worden, zijne nagedachtenis zal er als eene beschermende Genius over zweven en ons aanprikkelen om te volharden. - De denkbeelden van de Geschiedenis der Britsch. letterk.Ga naar voetnoot419 en van de Beoordeeling van AlkemadeGa naar voetnoot420 waren nog van D. Ik heb ze uit de schets daarvan en met mondelinge bijvoeging geredigeerd, elken dag moest ik hem van de Muzen verhalen en vertelde hij mij wat hij er al voor doen wilde als hij beter werd - Helaas! Het Herfstblad Ga naar voetnoot421 is door Potgieter vertaald, 'k moet tot zijne verontschuldiging aanmerken dat hij het in der haast geschreven heeft, om mij eene plaats in het Album te vullen en tot mijne verontschuldiging dat ik geen tijd had om er verbeteringen in te maken, noch om er uw Gij weent hetgeen op dat oogenblik onder de Papieren van Drost lag en zoo spoedig niet gevonden kon worden, er voor in de plaats te stellen. - De allerliefste liederen,Ga naar voetnoot422 ge zijt zoo goed ze aldus te noemen, zijn van mij, onwaardige! 't Verheugt mij dat onze beoordeeling uwer José uwe goedkeuring wegdraagt. 'k zou toch om geen prijs ter wereld uw ongenoegen willen gaande maken en het genus irritabile, wil de waarheid niet altijd hooren. 't verheugt mij daarom innig en hartelijk en ik bidde U bij deze gelegenheid verstoor U nimmer over mijne aanmerkingen op uw werk al schijnen ze U een oogenblik onjuist of onbillijk en geloof dat ik voor mij zelven en mijne vrienden het strengst ben. De Karakterschets en Gij weent liggen thans met verschillende andere stukken onder de papieren van onzen overledenen, wanneer ik ze bekomen kan, weet ik niet. Er zijn nog andere stukken en boeken bij; 't zet mij in geene geringe verlegenheid. Ik zal deze maand hard moeten werken om de Muzen in orde te krijgen. Het spijt mij zeer dat gij uw plan om het Muziekfeest te beschrijven hebt opgegeven, wij behooren over zulk een belangrijk verschijnsel voor de vaderlandsche toonkunst noodwendig iets te leveren. Indien ge dus mijn Waarde geen lust hebt om het af te maken, of geen tijd (ik zou het stellig binnen 10 dagen moeten hebben) wees dan zoo vriendelijk er mij zeer spoedig eene eenigsints uitvoerige schets van te geven. Ik zal dezelve alsdan pogen om te werken. Liefst echter had ik de beschrijving van uwe hand. Ik zal natuurlijk bij het beschrijven die frisheid en levendigheid der gewaarwordingen missen welke aan het tafereel gloed en kleur moeten geven. Doch zoo gij doet zal het mij lief zijn.Ga naar voetnoot423 | |
[pagina 117]
| |
In de volgende week zult ge (pro forma) eene uitnoodiging ter medewerking aan de Muzen ontvangen: wij kunnen alsdan met onze namen te weten wat het mengelwerk betreft voor den dag komen. Ook Hasebroek ben ik voornemens eene dergelijke te zenden. Zorg bidde ik U hem ter inzending aan te sporen; uwe kiesche smaak zij het aanbevolen hem iets regt goeds te doen uitkiezen; ik zoude hem ongaarne iets terugzenden of belangrijke aanmerkingen er op moeten maken. - De uitnoodigingsbrieven zullen overigens door mij slechts aan een zeer klein getal menschen gezonden worden; waaronder Geel, Staring,Ga naar voetnoot424 Lulofs,Ga naar voetnoot425 den TexGa naar voetnoot426 de voornaamste zijn. Zoo gij iets deze maand voor de Muzen hebt,Ga naar voetnoot427 toef dan mijn Waarde niet lang mij hetzelve te zenden; 't komt anders alles zoo op het laatst en 'k moet er dan welligt mijne nachtrust aan offeren en ik gevoel dat ik maar al te zeer rust behoef. - Ik dring eenigsints onbescheiden aan, dit gevoel ik, maar ik ben overtuigd van uwe welwillendheid en vriendschappelijke belangstelling in mij en onze letterkundige plannen. - Ge vraagt mij om een memento aan onze goeden Drost. Ook ik heb er slechts weinige - ook ik heb niets van hem in mijn Album - doch gaarne sta ik U een dier weinige af. Hierbij een brief van hem aan mij. Vind ik naderhand onder zijne papieren iets 't geen ik oordeel dat u beter bevallen zoude; 't zal het uwe zijn. Uwe wenken over PoezijGa naar voetnoot428 heb ik geloof ik onder mijne papieren, maar kan ze op 't oogenblik niet vinden; 'k zal ze U echter spoedig zenden. En thans vaarwel mijn Vriend, gedenk mijner uwe achting en vriendschap behooren onder die weinigen waarop ik | |
[pagina 118]
| |
prijs stel en die het leven eeniglijk waarde verschaffen. Hierbij een Albumblad,Ga naar voetnoot429 teeken er eenige woorden van vriendschap op voor uwen vriend
Heije |
|