Het dagboek van de student Nicolaas Beets, 1833-1836
(1983)–Nicolaas Beets– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 112]
| |
Leiden, zaterdag 8 november 1834Leiden 8 Nov. Droevige morgen. Eerst door een briefje van Spengler,Ga naar voetnoot399 kort daarna door den formeelen rouwbrief van de familieGa naar voetnoot400 verwittigd van den dood van Drost . Hoezeer de tijding mij niet verrastte heeft zij mij echter sterk aangegrepen, diep getroffen. Ziedaar den tweeden vriend, dien ik verlies, verlies in het bloeiendst der jaren, te midden van de schitterendste vooruitzichten.Ga naar voetnoot401 Hoeveel goeds had ik mij niet beloofd van de vriendschap die tusschen mij en den goeden, den braven, kundigen talentvollen, dichterlijken Drost zoo kort geleden ontstaan was! Hoog waardeerde ik hem, en hoe hoog zou de geheele natie hem eenmaal geschat hebben, indien hij had mogen leven om haar meer en meer te toonen wie hij was! Voortreffelijk mensch. Maar God weet wat best is. De droevige stemming waarin deze doodstijding mij bracht maakte mij tot alles anders ongeschikt; maar ik nam pen en papier om Heye over ons treurig, ons onherstelbaar verlies te onderhouden.Ga naar voetnoot402 Dit heeft mij getroost. Ik schreef hem een langen uit mijns harten grond opgewelden brief, en verdiepte mij daar zoo geheel in, dat ik hem geëindigd hebbende verwonderd was te zien dat het tijd was mij te kleeden voor het diner bij van der Palm waartoe ik genoodigd was. Ik had er weinig opgewektheid toe, doch het piquante der conversatie, de tegenwoordigheid van den grooten man, het gezelschap der dames, wekte mij weder op, zoodat ik spoedig in de daar vereischte stemming geraakte... Aan tafel onderhield zich van der Palm met Hasebroek, o.a. over Bilderdijk . 't Gesprek liep vrij hoog. Van der P liet zich nu en dan vrij hevig tegen Bilderdijk uit, doch wisselde zijne uitvallen af met betuigingen van de hoogste bewondering. ‘Met dat al’ - zeide hij tenslotte van een gezegde dat minder tot Bilderdijks eer was, ‘met dat al is het iemand dien ik ver, ver boven mij acht.’ Na den maaltijd kreeg ik van hem menig aangenaam woord over mijn Jose , evenwel wilde hij, dat ik Byrons weg niet zoo streng gegaan was en gaf mij een Handschrift van hem ter lezing, Eene verhandeling over Navolging,Ga naar voetnoot403 die onuitgegeven is en blijven zal. | |
[pagina 113]
| |
Uit v.d.P.'s mond verzen van Borger Ga naar voetnoot404 gehoord. Hasebroek en ik moesten reciteeren; ook moesten Jan Tydeman Ga naar voetnoot405 en Evert Moll Ga naar voetnoot406 bout-rimés maken op dezelfde eindwoorden. |
|