zijn handschrift heeft aangebracht, of die op losse blaadjes
tussen het afschrift te vinden waren. Dergelijke aantekeningen worden aangeduid
met: B: ‘aantekening van Beets’. Alles wat zich tussen de aanhalingstekens
bevindt, ook vierkante haken, is van Beets. Daarna volgt dan, bij hetzelfde
nootcijfer, de verklaring van de betreffende passage in de tekst, met - zo nodig
- een toelichting op de in de aantekening verschafte informatie.
Bij het geven van verklarende aantekeningen heeft mij een eerstejaars student in
de letteren of de geschiedenis anno 1982 voor ogen gestaan; wat voor hem of haar
problematisch zou kunnen zijn, is zoveel mogelijk opgelost. Dat betekent dat
niet alleen Latijn en Grieks, maar - in de meeste gevallen - ook het Frans in de
noten vertaald werd. Van personen worden zo mogelijk de volledige naam, het
geboorteen sterfjaar en de functie(s) gegeven; wanneer een persoon voor de
tweede maal voorkomt, wordt doorgaans niet terugverwezen; in zo'n geval
raadplege men het register. Bij studenten en hoogleraren is niet steeds vermeld,
dat zij in Leiden studeerden of doceerden; bij de omschrijving van de
leeropdracht is het Album Scholasticum aangehouden. Zo
mogelijk is ook het adres van de personen die Beets bezocht achterhaald, niet
alleen in Leiden maar ook in Haarlem, Amsterdam, Rotterdam en Delft. De naam van de persoon die
in de tekst alleen met een afkorting of intitiaal wordt aangeduid, vindt men,
indien de context niet voldoende verheldert, in een noot. Bij boektitels wordt,
indien mogelijk, de juiste titelbeschrijving gegeven. Citaten worden, indien
mogelijk, thuisgebracht en geconfronteerd met de oorspronkelijke tekst.
Personages uit romans of toneelstukken worden alleen nader toegelicht, wanneer
de tekst zonder die verklaring onbegrijpelijk wordt; wel is in zulke gevallen
steeds de roman of het toneelstuk genoemd, waaruit het personage afkomstig is.
Annotatie krijgen verder nog: verenigingen, genootschappen, instellingen,
openbare gebouwen, uitspanningen; ook mythologische figuren, bijbelteksten,
gewoonten, gebruiken en alles wat verder nog voor de hedendaagse lezer
onbegrijpelijk zou kunnen zijn, worden nader toegelicht.
Teneinde deze toelichtingen niet al te zeer in omvang te doen toenemen, is van de
mogelijkheid om uit de bewaard gebleven, maar nog ongepubliceerde
correspondentie tussen Beets en zijn directe omgeving te citeren alleen gebruik
gemaakt, wanneer de tekst hierdoor werkelijk verhelderd werd. Het zou echter
zeer wenselijk zijn, dat de correspondentie Beets-Kneppelhout en Beets-Potgieter op korte
termijn integraal wordt uitgegeven, omdat daarin een schat aan gegevens over het
literaire leven in die periode is opgeslagen. Veel materiaal ook is te vinden in
de Collectie Beets van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden,
ondergebracht in de Universiteitsbibliotheek, die echter nog niet volledig
toegankelijk is. Het is daarom niet uitgesloten dat brieven of bescheiden, die
hier als ‘niet gevonden’ moeten worden opgegeven, nog eens boven water komen, al
dient men te bedenken dat Beets op latere leeftijd met de oorspronkelijke tekst
van zijn Dagboek mogelijk ook ander materiaal uit zijn
studententijd aan de vergetelheid heeft prijsgegeven.
In de toelichtingen wordt regelmatig verwezen naar de biografische studie van
G. van Rijn [en J.J.
Deetman],
Nicolaas Beets
, in drie delen, z.j. te Rotterdam verschenen, waarin men niet alleen
brieven van en aan Nicolaas Beets, maar ook re-