Madelieven(1869)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 161] [p. 161] Uit Shakspere. (As you like it.) De wereld is niet dan een groot tooneel, Acteurs zijn alle mannen, alle vrouwen; Zij hebben hun afwislende ‘op’'s en ‘af’'s; En beurtlings speelt een zelfde vele rollen. Bedrijven zijn er zeven. Eerst een wicht, Schreiend en spijend in malmoertje's armen. Daarna een frissche schoolknaap, met een lang Gezicht en riem vol boeken, als een slak, Ter dagschool kruipend. Dan mijnheer de minnaar, Die als een ketel stoomt, en voor zijn liefste Een lied vol jammer zingt. Straks, een soldaat Vol barsche vloeken; als een beer zoo ruig; [pagina 162] [p. 162] Heel fel op de eer; opvliegend; rasch tot twist; De waterbel van roem en grootheid zoekend Tot in den mond van 't grof geschut. Nu volgt Een raadsheer, dik van buik en onderkin; Het oog gestreng; 't snit van den baard formeel; Vol wijze spreuken, voorbeelden, citaten. Aldus speelt dees zijn rol. De zesde leeftijd Komt als een maagre Pantalon, op muilen, Een knijpbril op den neus, te voorschijn. 't Vroeger pak Werd wel een huis te wijd voor den scharminkel. De volle borststem, eens zoo manlijk zwaar, Kreeg nogmaals 't hooge van een kinderkeel, En schiet al piepende over. 't Laatst tooneel, 't Besluit van 't drukke en voorvalrijke stuk, Is tweede kindsheid; geen geheugen meer! Tand-, oog-loos, oor-loos, smaak-loos, alles-loos. Vorige Volgende