Madelieven
(1869)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij
[pagina 159]
| |
Mozes op den Nijl.Draag, groote Nijl! wien nimmer sterflijke oogen
Aanschouwden waar gij klein zijt en gering,Ga naar eind1
Draag op uw vloed dees kleinen zuigeling,
En spaar hem, met zijn moeders leed bewogen.
Wieg, schommel hem voorzichtig op uw baren,
En drijf hem zacht naar 't veilig hoekje voort,
Waar vorstlijk oor ‘het jongsken weenen’ hoort,
Van tusschen riet en groene lotusblaren.
En als hierna dit ‘knechtken der Hebreeuwen’
Uw godlijk nat in drabbig bloed verkeert,
Den zegen van uw welige oevers weert,
En mensch en dier zijn noodkreet uit laat schreeuwen:
| |
[pagina 160]
| |
Wijt dan dit leed het kind niet, dat gij spaarde,
En veiliger gesmoord hadt in uw vloed,
Maar 't monster, door uw vruchtbaar slib gevoed,
Der dwinglandij, uw vloek, den vloek der aarde,
Die overal het water maakt tot bloed.
|
|