Madelieven(1869)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 96] [p. 96] Winandermeer. (West-Moreland. Lake-district.) Ik had nog nooit een meer aanschouwd, Dat grootsch of schoon mocht heeten: Daar zag u mijn verwonderd oog, Bespannen met een regenboog, - Ik zal het nooit vergeten. De zomerbui was kort van duur, En dreef voorspoedig over; De regen, die gevallen was, Hing als juweelen aan het gras, En parelde van 't lover. [pagina 97] [p. 97] 't Was de avond van den schoonsten dag; De stilte was volkomen; Plechtstatig stonden van rondom De heuvlen om de waterkom, Met goudglans op hun zoomen. En 's morgens droeg me een vlugge boot Op uw zoo heldre vloeden, Uw oevers langs, uw bochten in, Van 't vredig eind naar 't drok begin, Waar u de stroom kwam voeden. Bekoorlijk schouwspel! Rijk genot, In op en om te staren! Van heuveltop tot heuveltop Trok wolk bij wolkje langzaam op, Als wierook van de altaren. Maar 't zonlicht, als het hooger steeg, Kwam meer genoegen geven, Daar 't hout zijn licht en bruin ontving, Het spieglend meer zijn glinstering, En alles kleur en leven. [pagina 98] [p. 98] Hier keek een landhuis uit door 't groen, In 't hangen van de heuvlen; Dáár nam het bonte vee zijn bad; Ginds gleed de zeilboot over 't nat, Met witte en bruine vleuglen. 'k Heb schooner waatren sints gezien, En stout en grootsch om 't zeerste: Lac-Leman en 't Luzerner meer, Loch-Lomond, Schotlands roem en eer; Maar gij blijft altoos 't eerste. Vorige Volgende