Korenbloemen
(1853)–Nicolaas Beets– Auteursrechtvrij
[pagina 29]
| |
Uit het boek der schepping. | |
[pagina 31]
| |
Verwachting.Ga naar voetnoot*
Van der bergen steile wanden
Storten, met luidruchtig klateren
Met een onverduldig branden,
Met onwederhoudbren val,
Alle wateren
Zich in 't dal,
Daarop scheiden
Zich de vloeden,
Om de landen door te spoeden;
Daarop spreiden
Zich de stroomen,
Langs verscheiden
Bed en zoomen;
| |
[pagina 32]
| |
Daarop breken
Honderd beken,
Met een daverend geluid,
Haastig uit;
Zy doorkruisen
Zonder rust
Alle streken,
Iedre kust,
Zy doorbruischen
Alle landen,
Zy bereiken alle stranden,
Zy doorvorschen alle hoeken:
Om den God der aard te zoeken.
En de vlammende gloed
Treedt, zoo ras hy ontwaakt,
't Lage dal, waar hy blaakt,
Met den vurigen voet,
En schiet lijnrecht omhoog
Naar den oppersten boog;
En zijn hoornige kop,
Immer hooger gestrekt,
Scheurt het wolkenkleed op:
Of hy den Heer van den Hemel ontdekt.
| |
[pagina 33]
| |
En de aarde schaart, als stille wachten,
De reuzenbergen op haar post,
Door jaar- noch eeuwkring afgelost,
Wier kruinen ijs en sneeuw bevrachten.
Zy zien op, zy zien uit,
Naar het Oost, naar het West, naar het Noord, naar het Zuid;
By dagen,
By nachten;
By stormen, by stilte, by bloei, by verval;
En vragen
't Heelal,
Of de groote Wareldrechter toch niet eindlijk komen zal!
|
|