Gedichten. Nog eens winterloof en Dennenaalden(1904)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 192] [p. 192] Bij de beeltenis der zeventienjarige koningin. Lief voorwerp van Gods zegen, Zoo rijk door Hem bedeeld, Hoe juicht uw volk u tegen, Op d' aanblik van uw beeld! Het oog verraadt de ontroering In d' ongeschreiden traan, Het hart, de geestvervoering, Door heviger te slaan. Bekoorlijke en volschoone, Te schooner door uw deugd! Verhoogt de koningskrone Den luister van uw jeugd: Háar siert uw vorstlijk wezen, Dat eigen glansen spreidt, Waarin wij reinheid lezen En zachte majesteit. Wie, als gij zult regeeren, Die U den eed van trouw Niet stil of luide zweren En heilig houden zou? Wie, waar uw vlag moog zweven, Uw vaandel staan geplant, Niet klaar staan met zijn leven Voor U en 't Vaderland? Haast grijpt uw hand de toomen, De toomen van 't bewind; Dan is de dag gekomen, Oranje! van uw Kind; De jonge mannen scharen Zich juichende om haar troon, De grijze ontkent zijn jaren En stelt den jubeltoon. 1897. Vorige Volgende