Gedichten. Nog eens winterloof en Dennenaalden

Feestviering der Leidsche hoogeschool.
64^ste Lustrum. 1895.

De Leidsche Pallas blijft mij lief,

Al diende ik ook de Stichtsche;

Zij heeft voor mij den oudsten brief,

En ligt aan 't hart mij 't dichtste.

Als uur van gistren heugt mij 't uur,

Dat 'k eerst haar burcht genaakte;¹⁾

Geen zestig jaar verdoofde 't vuur

Dat toen mijn boezem blaakte.

Een Heilge blijft haar Jaar-dag mij,

Die duizendmaal moog keeren,

En juublend treed ik in de rij

Van die hem feestlijk eeren.

1) 18 Sept. 1833.