Gedichten. Nog eens winterloof en Dennenaalden(1904)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Met god in 't hart. Met God in 't hart, zult ge alle ding vermogen; God in 't verstand, is God niet, maar een naam; God in den mond een valschheid en een logen, Die 't hart zich schaam! Met God in 't hart, zult gij het Ware erkennen, Het Schoone zien, het Goede doen met macht, Het Kwaad weerstaan, ontvlieden, en ontwennen, In Zijne kracht. Met God in 't hart, valt ieder kruis te dragen; Met God in 't hart, geen enkle last te zwaar; Met God in 't hart, bezwijken noch versagen; Die sterkts is daar. Met God in 't hart, zult gij den mensch beminnen; De liefde is groot in die met God begint; Die geeft zich heel, die kan zichzelf verwinnen, Die blijkt Gods kind. [pagina 154] [p. 154] Met God in 't hart, kunt gij den mensch ontberen, Zijn gunst, zijn lof, zijn deernis met uw lot; Miskenning, smaad en lastering trotseeren; Gij hebt uw God. Met God in 't hart, kunt gij uw stem verheffen In hartetaal, daar elk Gods Geest in proeft, Met God in 't hart, het hart des menschen treffen, Die God behoeft. Met God in 't hart, loslaten wat in 't leven U dierbaarst was en bron van reinst genot, En 't scheidensuur afwachten zonder beven; Het voert tot God. Vorige Volgende