Gedichten. Nog eens winterloof en Dennenaalden(1904)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Niet veranderd. Den Dichtstijl, waarin Vondel schreef, Dien al mijn meesters hielden, Dien zij, naardat de geest hen dreef, Met gloed en kracht bezielden, De Melodie van 't Hollandsch lied, Waarbij het oor als 't hart geniet, Wil ik met zang en snaren Tot aan mijn dood bewaren. De Taal, die 'k liefheb met ontzag, En eer in al haar gangen, Wier rijke schat mij openlag Voor proza en gezangen, Die nimmer mij verlegen liet, Verzaak, mismaak, verkracht ik niet, Maar meen ik trouw te blijven Tot in mijn jongste schrijven. Laat om mij heen een nieuw geslacht Zich nieuwe vormen smeden, Waarin men de oude kunst belacht En voorhoudt af te treden: Al knikt de knie, al trilt de hand, Ik houd bij 't oude vaandel stand; ‘De Garde weet te sneven, Maar niet van overgeven.’ 1894. Vorige Volgende