Gedichten. Nog eens winterloof en Dennenaalden(1904)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Geen afgunst. Geen afgunst meer, geen afgunst meer, Dat zou de hemel wezen! Geen afgunst meer van iemands eer Te voeden of te vreezen! Geen jalouzie van grooter goed, Van hooger rang, van witter voet, In iemands hart te lezen! Geen oog dat boos is, waar God mild, God Godlijk is in 't geven, En on-verdiende gunsten spilt Aan die zijn wil weerstreven! Geen nijd eens Azafs, wien 't verdriet Dat hij der dwazen voorspoed ziet, Op weeldes top verheven! [pagina 105] [p. 105] Geen wrevel, als aan de Oudsten Zoon Den moed gaf van te toornen Om 's Vaders liefde en vreugdbetoon, Bij 't weerzien des Verloornen! Geen wrok, die moeilijk toe kan staan Dat laatsten boven de eersten gaan, Bij 's Hemels uitverkoornen! Geen afgunst meer! - Barmhartigheid, Ontferming wordt gevonden, Met tranen, waar de ellende schreit, En balsem voor haar wonden: Is even hartelijk steeds de vreugd, Die zich in andrer heil verheugt, Uw deur voorbij gezonden? Mijn ziel, bestrijd wat gij verfoeit Nog sterker dan voordezen! Een giftig kruid dient uitgeroeid Met wortelen en vezen. Geen afgunst ooit! Geen zweem er van! Slechts bij volkomen liefde kan In 't hart de hemel wezen. Vorige Volgende