Gedichten. Nog eens winterloof en Dennenaalden
(1904)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend
[pagina 63]
| |
‘Geen ontrouw doet uw trouw te niet;’
Geen weigren stremt uw nooden;
Uw heil, ‘zoo lang het heden hiet,’
Blijft altijd aangeboden.
Gij rekt een korten levensduur,
Om, zij het ook ter elfder uur,
Ver blinde stervelingen
Tot hun geluk te dwingen.
Slechts die, ten einde toe verhard,
Tot aan zijn jongste snikken
Den arbeid uwer liefde tart,
Haar koorden mijdt als strikken,
Om vrij te blijven, vrij van God!
Krijgt zijn begeerte tot zijn lot,
Mag voorts zichzelf behooren,
Zal vrij zijn en - verloren.
|
|