Gedichten. Nog eens winterloof en Dennenaalden(1904)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Tiende verjaardag van de prinses. Nu juublen alle steden, Nu juicht het gansche land; Nu stijgen hartsgebeden Tot God, van elken kant; Nu klinken stem en snaren, Der hoogste vreugd ten blijk - Prinses! in uw verjaren Verblijdt zich arm en rijk. De Driekleur schudt haar banen, De Oranjewimpel zweeft; Nooit zal zijn goudkleur tanen, Nooit, nooit, zoo lang gij leeft! En nooit de gloed verkoelen In harten U gewijd, Die zich gelukkig voelen Als Gij gelukkig zijt. Gij zijt het, Bloem der bloemen! Gij zijt het, frissche Roos, Waarop ons hof mag roemen, Zoo schoon en smetteloos! O, Blijf het, naar de droomen Die elke moeder droomt - Uw schoonste jaren komen; Verbeid hen onbeschroomd! ‘Uw schild en uw betrouwen Zij maar uw God en Heer! Zoo wie op Hem wil bouwen, Verlaat hij nimmermeer.’ Bid, dat gij ‘vroom moogt blijven, Hem dienen t' allen stond,’ Zoo zal 't geluk beklijven, Dat thans uw' oog verkondt. Verkondt het, vriendlijke oogen! Verkond het, lieve lach! Heft onze ziel ten hoogen, Op dees geboortedag, Dankzeggende d' Almachten Voor wat ons hart beleeft. En wat het mag verwachten, Waar Hij zijn zegen geeft. [pagina 47] [p. 47] Wilhelmina van Nassouwe, Aanvallig Koningskind! U blijft het volk getrouwe, Het volk, dat U bemint; Zijn bidden en bedenken, Zijn hart is U verpand; Die U een haar zou krenken, Geen zoon van Nederland. 31 Aug. 1890. Vorige Volgende